In de bus van Kratie naar Phnom Penh leerde ik Paul en Chanta kennen. We stopten onderweg om iets te eten of te drinken en ik had zin in een ananas en ze hielp mij om die tegen de normale prijs te krijgen (Die Australier Luke had dezelfde ananas daar voor 4000 riel gekocht, terwijl ik er 2000 riel of een halve dollar voor betaalde). Zo ben ik aan de praat geraakt met hen. Ik dacht daarbij dat ik Paul al eens in Laos gezien had, maar dat was blijkbaar toch iemand anders. Paul en Chanta waren beiden vijftigers. Ze waren getrouwd en hij was van Canada en zij van Cambodia, maar ze woonden beiden in Canada al lang voor ze getrouwd waren. Zij had de Rode Khmer overleefd en ging niet met zich laten sollen. Paul was eerder geneigd iets te kopen als de kinderen naar hem toe kwamen om iets te verkopen. Zij was oorspronkelijk van Phnom Penh, maar wanneer de Rode Kmer indertijd de stad binnenviel en de twee miljoen inwoners dwong om meteen op te krassen naar het platteland, was zij toevallig ergens in het noorden van Cambodia op vakantie. Toen de Rode Khmer later daar passeerde om de mensen op te pikken, had ze geluk dat een oude vrouw haar opplukte en volhield dat het haar dochter was. De Rode Khmer voorzag immers in een ongelijke behandeling naargelang de familie waarvan je afkomstig was en je oorspronkelijke woonplaats. Hooggeplaatsten en intellectuelen moesten er allemaal aan. Haar vader was een rechter die niet helemaal zuiver qua corruptie was en bovendien was ze van Phnom Penh. Hadden ze dat geweten, dan waren haar overlevingskansen dus veel kleiner. Tijdens de Rode Khmer werden kinderen, mannen en vrouwen van elkaar gescheiden in aparte werkkampen en moesten ze ofwel op de rijstvelden, ofwel in de fabriek, van 's morgens vroeg tot 's avonds laat werken. Families werden totaal uit elkaar gerukt. Een man vertelde me dat hij tijdens die volle vier jaar maar één paar kleren had gedragen! Er was veel honger, want de doelstellingen qua rijstproductie vooropgesteld in de jaarplannen werden niet gehaald. Er werd namelijk niet bespaard op de hoeveelheid rijst vooropgesteld in die jaarplannen om wapens te kopen van China, waardoor er bijna niets meer overbleef om de mensen te voeden. Ze probeerden zich dan ook via andere manieren levend te houden, onder meer door ratten te vangen om te eten. Chanta had van 's morgens vroeg tot savonds laat op de rijstvelden gewerkt en ze is bijna zeker dat al haar familie dood is. Ze heeft eens boodschappen via de radio laten uitzenden, maar niemand heeft toen gereageerd en ze denkt dat haar broers en zussen nooit zo sterk kunnen geweest zijn om te overleven wat zijzelf doormaakt heeft, vertelde Paul. Daarnaast zei ze dat al degenen in Canada met familie in Cambodia voortdurend opgebeld worden om geld op te sturen en dat ze het eigenlijk na al die jaren niet meer hoeft te weten... Paul was een goedlachse kerel die veel te vertellen had en ook heel graag vertelde. Hij was in zijn jonge jaren naar Azië gereisd via de hippieroute. Hij was langs Turkije en het Midden-Oosten gepasseerd en was zelfs via Afhanistan naar India gegaan. Hij was altijd enthousiast en vrij nieuwsgierig en dus goed reisgezelschap. Bovendien was hij een fotograaf en kon ik later in Siem Reap het een en ander van hem leren toen we de tempels gingen fotograferen. Eenmaal in Phnom Penh gingen we samen een hotel zoeken en we zijn uiteindelijk op een vijfhonderd meter van de rivier beland, twee straten verder van een guesthouse die ik oorspronkelijk via mijn reisgids op het oog had.
De volgende dag ben ik eens het Koninklijk Paleis in Phnom Penh gaan bezoeken, wat echt wel mooi was om te zien en te fotograferen. Ik kon ook weer genieten van zo'n mooie zachte blauwe hemel met hier en daar wat vrolijke wolkjes. Die exotische gebouwen, waren beslist eens de moeite om te zien. Wat wel niet echt in het decor paste en niet echt op het Cambodjaanse klimaat afgestemd, was een roestig ijzeren huis dat lang geleden eens geschonken was door Napoleon vanwege Frankrijk.
De dag daarop gingen Paul en Chanta, met geld dat ze verzameld hadden in Canada, rijst en vispasta en sarongs (doeken gebruikt als kledij, niet hetzelfde als krama, de multifunctionele "sjaal" met ruitjes) en andere benodigdheden kopen en dan met een bestelwagen naar het platteland een veertigtal pakketten uitdelen aan arme families. Paul vroeg of ik zin had om mee te gaan en ik besloot om erop in te gaan en ook een bijdrage te leveren, want ik ging eens ergens anders terechtkomen dan de andere reizigers en 't was voor een goed doel en in leuk gezelschap. 's Morgens toen we stonden te wachten op de bestelwagen, zagen we een stoet van mensen passeren voor een trouw. Toen die er uiteindelijk was, gingen we ergens waar we meest waar voor ons geld kregen het gerief kopen en verdelen over een veertigtal zakken. Er bleken nog een aantal Cambodianen, kennissen van de ex-man van Chanta, mee te gaan met het busje en dat was niet helemaal naar onze zin, maar ja, we konden moeilijk nee zeggen. De chauffeur bracht ons ergens naar een dorpje een dik uur buiten Phnom Penh, waarbij we eens gestopt gingen worden door de politie totdat onze chauffeur de agent een briefje van 500 riel toestopte... Als je weet dat die mannen iets in de orde van 25 à 50 dollar per maand verdienen, is het eigenlijk niet moeilijk in te zien waarom ze altijd op zoek zijn naar een bijverdienste. In het dorpje gingen we dan op zoek naar simpele hutjes met een strooien dakje, zonder koeien, zonder bromfietsen. Daarop trachtten we af te gaan om vast te stellen of ze echt arm waren, wat niet altijd eenvoudig was. De armste families bleken wel aan de rand van het dorpje te leven. Een deel van het geld was ook gebruikt om een reservoir te maken naast de tempel, waar de dorpelingen dan water konden uit halen om kleren te wassen, om te koken, om na zuivering te drinken,... We zijn dan een beetje verder rondgereden in de streek om genoeg zakken te kunnen uitdelen en we zijn zelfs ergens terechtgekomen waar er een jongen aan een baxter lag. Hij had malaria gehad... Via Chanta konden we veel te weten komen. Als je de taal niet spreekt, is dat anders onmogelijk. Paul trok ook iedere keer een foto van de familie omdat hij dan in Canada een presentatie gaat geven voor de mensen die iets gegeven hebben, zodat ze zien wat er met het geld gebeurd is. We legden dat dan ook uit aan de mensen, zodat ze niet zouden denken dat we gewoon foto's van hun wilden trekken om er thuis mee uit te pakken of om te verkopen of zo. Scheel van de honger en moe van de hitte en de zon keerden we in de late namiddag terug naar Phnom Penh, waarbij we onderweg nog stopten om eens te eten. Ik moest toen al eens naar het toilet gaan. Later, toen we in het hotel terug waren, voelde ik me heel moe en een beetje slap op mijn benen. Ik nam 's avonds eens mijn temperatuur en had rond de 38 graden onder de oksel. Ook had ik diarree en moest ik geregeld naar het toilet en zag het er toch wat ongewoon uit in de pot. Ik was toch wat bezorgd met al die tropische ziektes in een tropisch land...
De volgende morgen was de koorts wat geweken, maar de duizeligheid was gebleven en ik was heel moe en was die nacht mss vijftien keer naar het toilet gegaan. Ik ben dan maar naar een kliniek gegaan die in mijn reisgids vermeld stond. Dan hebben ze me twee baxters toegediend en mijn pols en suiker gecontroleerd, werd er bloed afgenomen en moest ik mijn stoelgang in een potje mikken voor het labo. Ik kreeg ook al wat pillen en wat zakjes en ik moest veel drinken, maar tegen de middag voelde ik me wel al wat beter na die baxters en ging ik terug naar het hotel. De rekening was niet mals: meteen 160 dollar en ik ging de volgende dag weer naar de ATM mogen lopen. Nu ja, ik ga wel een deel terugkrijgen via de verzekering en gezondheid is belangrijker dan geld. 's Avonds moest ik dan terug voor het resultaat en het bleek amoebe dysenterie te zijn en ik moest tien dagen pillen nemen en na zeven dagen voor tien dagen andere pillen, dus zeventien dagen pillen slikken in totaal! Alcohol nemen was hierbij meteen verboden voor een tijdje...
De dag daarop voelde ik me nog altijd niet zo goed en ook wegens de hitte heb ik dan niet te veel uitgespookt. Ik heb een beetje op internet gezeten en mijn foto's bekeken, wat gerust en ben 's avonds met Paul en Chanta een hapje gaan eten. Ze hadden weer een leuk verhaal te vertellen: Zij, Paul en nog twee vrouwen en een meisje, waren met een toektoek vertrokken om naar een tempel te gaan, waar ze al de namen van de mensen die iets gegeven hadden, zou laten "goed geluk" verkrijgen door ze te laten zegenen via een monnik daar. 't Schijnt wel dat die monnik geen Engels kon lezen ;-) dan hebben ze het waarschijnlijk moeten voorlezen of heeft hij het op basis van het beeld gezegend. Enfin, het grappige was dat ze de chauffeur van de toektoek hadden aangemaand iets sneller te rijden, maar nu moet je weten dat een Cambodjaanse toektoek niet veel meer is dan een brommer met achterop scharnierend en niet op al te stabiele wijze een koets met twee wielen eraan bevestigd. Dus ja, je kan al raden wat er gebeurde... Een van de wielen van de koets ging een klein beetje in de lucht en om de stabiliteit te herwinnen dreef de chauffeur de koets in de gracht! Een oudere vrouw was eruit gevlogen en had haar been bezeerd en de dochter had dat been vast en zat wat te janken en zo... allee ja, de manier waarop Paul het met veel gebaren beschreef was echt wel hilarisch ;-) En die arme stakker van een toektoek chauffeur probeerde de schuld wat op hen te schuiven omdat ze hadden gezegd dat ze rapper wilden, maar het pakte niet echt want ze gaven hem onder zijn voeten. Zijn toektoek was wat beschadigd en ze gaven hem de helft van het geld en namen een andere toektoek... naar de waarzegger. Naar 't schijnt betekende het ongeluk.
Ze zijn daar nog vrij bijgelovig, wat soms best wel grappig is omdat wij als westerlingen, vooral tegenwoordig, zoveel mogelijk logisch oorzaak-gevolg proberen te redeneren en zo'n dingen belachelijk vinden, maar zij dus vaak niet he... Zo had ik bvb. later gelezen in het Tuol Sleng museum dat er een vrouw die de Rode Kmer had overleefd zich voor 15 dollar door de waarzeggers had laten wijsmaken dat ze ergens in het westen van het land nog familie had die leefde. Ze was ernaartoe gegaan en had niemand gevonden en voelde zich bedrogen... Triestig eigenlijk... Een ander voorbeeld is dat, naar het schijnt, als je de eerste klant van de dag bent bij een marktkramer en je niets koopt, dat die marktkramer de hele dag ongeluk zou hebben en hij jou dan ook ongeluk zou toewensen omdat je zijn dag verpest had. Een ander voorbeeld is dat veel mensen niet met drie op de foto willen omdat dat ongeluk betekende, ik dacht zelfs dat het betekende dat er iemand ging sterven. Zo zijn er heel veel dingen en niet alleen in Cambodia, maar ook in Thailand of zelfs pakweg Zuid-Korea. In Thailand maar ook in Cambodia beschermen tattoos de drager ervan tegen alle soorten onheil. Allee ja, dat wordt toch traditioneel daar geloofd. Komen ze dan toch iets tegen en zijn ze erg gewond, dan leggen ze het wel zo uit dat zonder de tattoo ze dood gingen geweest zijn. In Thailand zie je dan overal talismannen om rond je nek te dragen voor bescherming tegen van alles en nog wat, waarvan een gekende een soort ferm buddhabeeldje is. Eigenlijk is het wat vergelijkbaar met christelijke beschermheiligen, zo is de heilige Sint-Christoffel onder andere de beschermer van de reizigers en heb ik van mijn grootouders ook nog een soort medaille met zijn beeltenis op de voorkant en een magneet aan de achterkant gekregen voor in de auto. Dus ja, als je aan zo'n dingen denkt, dan kun je die mensen hun bijgeloof ook wat begrijpen want wij hebben dat ook nog voor een stuk. Een heel opmerkelijk en sterk Zuid-Koreaans bijgeloof bijvoorbeeld is dat men denkt dat als men de ventilator in de slaapkamer 's nachts aanlaat en de ramen gesloten houdt (of is het open? alleszins één van de twee), dat men 's anderendaags dood zal zijn. Vraag ze zeker niet om het eens uit te proberen, want de meesten zullen niet durven...
De dag daarop ben ik dan rond de middag naar de voormalige geheime gevangenis van de Rode Khmer gewandeld, Tuol Sleng ofte S21. De gevangenis was enkel bij de top van het regime bekend en werd voor de rest van de bevolking geheim gehouden. Bedoeling van de gevangenis was om elke bedreiging voor het regime uit te roeien, door "schuldigen" aan verraad van de Organisatie (Angkar genaamd) erin op te sluiten en aan urenlange ondervragingen gecombineerd met folterpraktijken te onderwerpen. Hierbij werd het woord "schuldig" heel ruim geïnterpreteerd, vooral naar het einde van Democratic Kampuchea toe (Zo werd Cambodja genoemd tijdens de jaren van de Rode Khmer, van 1975 tot in 1979). Een van Pol Pots beroemde uitspraken is trouwens: "Beter tien onschuldigen in de cel dan één schuldige die vrij rondloopt". Vooral op het einde waren ze enorm paranoïde en waren het fracties binnen de Rode Khmer zelf die elkaar uitmoordden. In de gevangenis zijn op zijn minst 14000 mensen vermoord en misschien wel meer. Er werden heel uitgebreide verslagen van ondervragingen bijgehouden met al dan niet gedwongen of uitgevonden verklaringen en aan de hand hiervan kon men een schatting maken van het aantal slachtoffers. Verder werden de gevangenen ook gefotografeerd met een nummer. Via de stijl van het nummer konden ze afleiden van welk jaartal de foto dateerde. Duizenden mensen zijn er aan hun einde gekomen en het aantal overlevende gevangenen, kan op twee handen geteld worden (ik dacht dat het er zeven waren, die het overleefd hadden door klusjes te doen, onder andere een schilder). S21 was gevestigd in een voormalige school in een normale Cambodjaanse woonwijk in Phnom Penh. In de gevangenis was veel informatie terug te vinden niet alleen over de gevangenis zelf maar ook over heel de droevige geschiedenis van het schrikbewind van de Rode Khmer in het algemeen. Wat ook wel echt indruk op me maakte, waren een aantal schilderijen van alledaagse taferelen in S21, geschilderd door een van de overlevenden van de gevangenis, volgens hoe hij zich voorstelde hoe het was (bevestigd in een video fragment door iemand die er werkte). Een van de schilderijen stelde een gevangene voor waarvan de nagels uitgetrokken werden met een tang, waarna er alcohol op gegoten werd. Een ander beeldde een baby'tje uit dat vastgegrepen aan het voetje tegen een boom doodgeslagen werd terwijl de huilende en schreeuwende moeder met reikende armen vanaf de andere kant van het schilderij het onderging. Dit is trouwens onlangs door Duch, de baas van S21, waarvan momenteel het proces aan de gang is, bevestigd. Verder was er nog een schilderij met allemaal gevangenen in een grote ruimte die naast elkaar lagen aan handen en voeten geboeid en met een lange staaf die door een ring vastgemaakt aan hun boeien liep. Praten was trouwens ook verboden in de gevangenis. Verder waren een aantal van de portretfoto's tentoongesteld. Sommige van die personen werden later door familie herkend. Er waren mannen, vrouwen en kinderen op de foto's te vinden. In een ander gebouw waar de belangrijke gevangenen ondervraagd werden, stond in elke kamer een bed met veren maar zonder matras, met een foto aan de muur waar je een volledig gefolterd lichaam op dat bed ziet liggen. Dat waren foto's die de Vietnamezen genomen hadden, juist nadat ze die gevangenis binnengevallen waren, toen ze de Rode Khmer verdreven hadden. Op dat moment was het ook super smerig en lag er overal bloed daar op de vloer. Buiten op het grasplein van de gevangenis was er een soort systeem waar ze de gevangenen aan hun voeten vastbonden aan een touw en ze dan ondersteboven lieten zakken in een grote pot met iets dat je bij ons in de beerput aantreft dacht ik, totdat ze bewusteloos raakten. Nadien dompelden ze ze dan terug onder in koud water om ze weer bij bewustzijn te brengen. Leuk is anders! Er hing ook een informatiebord met de regels die gevolgd moesten worden in S21 amaai! Enfin, ik kan er eigenlijk blijven over vertellen omdat ik er zelf geweest ben, maar ook omdat ik uit interesse een deel van het boek "S21" van David Chandler gelezen heb. Een bezoek aan de gevangenis is een triestige ontdekking van tot wat het menselijke ras allemaal in staat is...
De twee volgende dagen heb ik niet te veel uitgespookt. Ik wilde eigenlijk nog naar de killing fields en eens met de kalashnikov gaan schieten, maar ik vond telkens een excuus door de drukkende hitte (echt niet te onderschatten hoor!) en mijn zieke toestand om het uit te stellen tot een andere dag.
De dag daarna had ik eindelijk de stap gezet... of tis te zeggen ik was voor een paar dollar achteraan een brommertje gekropen, op naar de schietstand en The Killing Fields (een terrein met massagraven waar de slachtoffers van S21 in verdwenen), en wel in die volgorde (tenminste, dat was de bedoeling, want tis beter eerst te schieten vooraleer je de "putjes" miserie ziet... Klein detail was dat de kerel die me er bracht het eigenlijk zelf niet echt wist zijn! Hij vroeg het aan een andere chauffeur en zo raakten we met het brommertje aan de vroegere schietstand, naast The Killing Fields, die echter al een paar jaar door de overheid gesloten was. Bij hen kon je wel nog voor 25O dollar terecht als je eens wilde schieten met een raketlanceerder, maar zoveel geld had ik jammer genoeg niet op zak... Enfin, om de schietstand waar je wel nog eens met een AK-47 kon schieten te bereiken, moesten we een eind terug keren tot aan een T waar we dan het rechtse been in plaats van het linkse been moesten nemen, in de richting van de luchthaven. Dat betekende ook dat we dan nog eens opnieuw moesten terugrijden naar The Killing Fields als ik eerst wilde schieten, maar de chauffeur maakte daar geen enkel probleem van. Op de schietstand gekomen, waren ze eigenlijk niet al te vriendelijk en het moest allemaal wat rap gaan. Op de lijst stonden een aantal wapens met prijzen en het goedkoopste was 40 dollar omdat je een volledig magazijn moest nemen, dus niet per kogel of zo zoals in Laos kon. Ik koos voor de AK-47 ofte Kalashnikov met een magazijn van dertig kogels. Vooraleer ik kon schieten, olieden ze het wapen nog eens in en dan schieten maar, eerst een aantal schoten op halfautomatisch en dan op volledig automatisch! Lang duurde de pret niet, maar 't was toch wel eens de moeite om te weten hoe dat voelt. Redelijk heavy zeg maar, al die voortdurende terugslagen wanneer je op volautomatisch vuurt! En met dat je in ons landje van allerhande regeltjes telkens minder en minder mag, kun je wel niet anders dan het in zo'n land doen, als je daar eens van wil proeven. Nadeel is wel dat het geld zeker niet gaat naar waar het nodig is... Op de schietstand waren op dat moment ook een aantal westerse beren van venten aan het oefenen met alle soorten wapens. Toen ik geschoten had, waren ze aan het inpakken en toen ik een tweede foto wilde nemen van hun koffer met al de wapens erin, zei er één "No pictures", dus ik riskeerde het dan niet meer. Ze waren met een stuk of zes en stapten dan een witte bestelwagen in en waren weg: Bodyguards, waarschijnlijk werkend voor een of andere westerse ambassade, want Aziaten zullen naar mijn gedacht ook wel Aziatische bodyguards hebben. Ik zag ook dat ze aan elke kant van hun gordel een pistool droegen, terwijl wapendracht anders voor westerlingen in Cambodja verboden is (anders zou de schietstand minder populair zijn bij toeristen want voor honderd dollar heb je al zelf een Kalashnikov op de markt en dan zou je nog wat kogels kunnen kopen en met een groepje eens op het platteland gaan schieten voor de lol). Na het schieten bracht hij me naar The Killing Fields (Velden des Doods, de film is een echte aanrader). Het was een terrein met allemaal putten, massagraven waar ze de mensen komende van de geheime gevangenis S21 dood of stervende in gooiden. Er waren tijdens het bewind van de Rode Khmer trouwens over heel Cambodja zo'n plekken met massagraven. Triestig dat de mens tot zoiets in staat is... Om kogels te sparen, werd er bijvoorbeeld gebruik gemaakt van een hamer om de schedel in te slaan of een schop waarmee op de nek geslagen werd. Babytjes werden aan het beentje vastgepakt en tegen een boom doodgeslagen (naast de bewuste boom stond een informatiebordje). In een andere boom hingen luidsprekers waaruit keihard propaganda weergalmde om het gekrijs, geschreeuw en gejank van de slachtoffers te overstemmen... Tegenwoordig staat er in het midden van het veld een soort van paviljoen dat dienst doet als een monument waarin duizenden menselijke schedels opgestapeld liggen.
In Phnom Penh ben ik eens bij de blinden gegaan voor een Japanse massage. Was wel goed dat ze airco hadden. Ik mocht in een kamer op de eerste verdieping in een hoekje achter een gordijntje mijn kleren uittrekken en moest dan een kleed aandoen. Dan met dat kleed moest ik op mijn buik op een tafel gaan liggen met mijn hoofd op het uiteinde op een soort kussen met een gat in het midden voor het gezicht. In de kamer stonden een stuk of zes tafels waar mensen op dat moment gemasseerd werden. Het was een massage van een uurtje en die blinde dame was niet groot en niet struis, maar ze had sterke handen! En ze voelde ook dat mijn spieren langs mijn linkerbil iets anders aanvoelden dan langs mijn rechterbil, wat in overeenstemming is met een afwijking die ik aan mijn linkerknie heb. Ze zei dat ze medium hard masseerde, maar eigenlijk was het te hard voor mij. Ik vroeg niet voor zachter, omdat ik had gehoord dat het niet te zacht mag zijn en dat het een beetje zeer mag doen. Maar op een gegeven moment was het echt wel wat pijnlijk. Uiteindelijk had ik de volgende twee dagen wat pijn in mijn rug, dus ik ben niet meer terug geweest. Achteraf gezien denk ik dat die Japanse Shiatsu massages eerder aan te raden zijn als je al een probleem hebt... Maar als je net als ik op dat moment geen problemen hebt, laat je het beter zijn zoals het is, of kies je voor een Zweedse massage of zo (maar die blinden deden alleen Japanse massage en nee, er was geen happy ending haha).
Nog iets wat je ook veel had in Phnom Penh waren bars waar jonge meisjes naar toe gingen om klanten aan de haak te slaan, tis te zeggen mannen die ze betaalden voor seks. Toen ik naar de kliniek ging 's morgens om acht uur, toen ik ziek was, liep ik ook door een straat met veel van zo'n bars en een ervan was dag en nacht open en 's morgens zaten er dan oudere mannen te ontbijten terwijl ze al naar de jonge meisjes (die ze daarna misschien nemen als dessert?) zitten te lonken. 't Is natuurlijk triestig om te zien dat ze zoiets moeten doen, maar anderzijds is dat voor die meisjes nog een van de beste vormen van prostitutie daar. De meisjes kunnen nog kiezen of ze met een klant meegaan of niet en 't is nog geen lopende band werk. Op de plekken waar de Aziaten gaan, is het veel slechter gesteld naar het schijnt. En daar zul je dan ook die seksslaven en zo tegenkomen. Veelal krijg je de indruk dat de seksindustrie in Zuid-Oost-Azië voornamelijk zich naar westerlingen richt, maar niets is minder waar (volgens het boek geschreven door Louise Brown "Sex slaves: the trafficking of women in Asia"). Alleen gebeuren de onderhandelingen bij de westerlingen open en bloot, terwijl de Aziaten alles achter gesloten deuren doen. Een gelijkaardig vertekend beeld geldt voor pedofielen: als je de media moet geloven zijn die allemaal blank, wat dus ook compleet belachelijk is (misschien spijtig genoeg, want dan waren er al een pak minder!)... Een interessant boek dat op een heel rauwe manier de geschiftheid en een aantal scheve situaties in Phnom Penh belicht, is "Off the rails in Phnom Penh" van Amit Gilboa. De gebeurtenissen in dit boek speelden zich wel meer dan tien jaar geleden af en intussen is er heel veel veranderd, maar het zou me toch sterk verwonderen als al die dingen nu opeens tot het verleden zouden behoren...
Om te eindigen: Phnom Penh is een geschifte stad!
dinsdag 10 maart 2009
Kratie en de Mekong dolfijnen
Rond de middag kwamen we dan in Kratie aan en ik had al snel een kamer van 5 dollar in een hotel naast de Mekog, die ik deelde met Luke, een Australier. Ik wandelde wat rond in het stadje, ging even op het internet en kocht wat voedsel op de markt dat ik dan opat op een balkon in ons hotel met zicht op de Mekong rivier. Nadien ging ik nog eens wandelen en rondvragen bij de mannen met de motorfiets hoeveel het kostte om ons bij de dolfijnen te brengen. Die van het hotel kon het regelen voor 4 dollar, maar na een tijdje vond ik iemand bereid voor 3 dollar en rond 2u30 sprongen Luke en ik elk op een andere motorfiets en ze brachten ons heen en terug voor 3 dollar elk. Twas nog een redelijk eind ervandaan, wel een half uur rijden of zo. Toen we er aankwamen bleek de prijs 7 dollar per persoon vanaf drie personen en 9 dollar per persoon voor 1 of 2 personen, dus hoger dan de 5 dollar die de kerel van het hotel ons wijsgemaakt had. Ik vertrouwde hem al niet te veel eigenlijk. Hij sprak me voortdurend aan met "My friend" en "How are you my friend?" terwijl ik daar nog maar net verbleef, wat me ergerde. Als ze te vriendelijk zijn, ben ik toch extra op mijn hoede. Enfin, we vonden het wat duur, maar we stonden daar dan... Uiteindelijk daagde er nog een kerel op die mee wilde gaan met ons, een Wit-Rus (ook de eerste keer dat ik die tegenkom) en dan moesten we maar 7 dollar betalen. Eigenlijk viel dat wel nog mee want tenslotte zat je een uur op dat bootje te dobberen. We kregen de Irrawaddy dolfijnen heel regelmatig te zien wanneer ze naar boven kwame om te ademen en een paar keer kwamen ze zelfs zwemmen op slechts een paar meter afstand van onze boot. In vergelijking met de boottrip naar de dolfijnen vanaf Don Khon in Laos was dit veel meer de moeite. Daar had ik ze maar een paar keer gezien en dan nog van heel ver. Nu heb ik zelfs een paar fotootjes kunnen maken, maar veel meer dan bewijsmateriaal stelde het niet voor.
Enfin, 's avonds heb ik dan nog ergens in een lokaal restaurant iets gegeten (waarbij mijn voeten onder de muggenbeten zaten - tis een goed idee om 's avonds sokken aan te doen op sommige plaatsen - maar gelukkig heb ik een creme, eigenlijk al over datum maar who cares, die goed helpt tegen de jeuk). Ik heb dan nog een mooie reisgids gekocht voor het zachte prijsje van 5 dollar en heb daar dan nog een tijdje zitten in lezen op de hotelkamer, alvorens naar bed te gaan. De volgende dag ging ik 's morgens met de bus naar Phnom Penh, de hoofstad van Cambodia.
Enfin, 's avonds heb ik dan nog ergens in een lokaal restaurant iets gegeten (waarbij mijn voeten onder de muggenbeten zaten - tis een goed idee om 's avonds sokken aan te doen op sommige plaatsen - maar gelukkig heb ik een creme, eigenlijk al over datum maar who cares, die goed helpt tegen de jeuk). Ik heb dan nog een mooie reisgids gekocht voor het zachte prijsje van 5 dollar en heb daar dan nog een tijdje zitten in lezen op de hotelkamer, alvorens naar bed te gaan. De volgende dag ging ik 's morgens met de bus naar Phnom Penh, de hoofstad van Cambodia.
Ban Lung
In Ban Lung merkte ik meteen een groot verschil met Laos op. De mensen waren enorm vriendelijk en iedereen bleek er graag een praatje met de toeristen te slaan. De mensen zijn ook arm, maar ik voelde niet dezelfde barriere als in Laos. Ze waren minder verlegen en goedlachser en ik voelde me daar wel goed bij. Twas daarenboven ook opeens goedkoper. Ik herinner me nog dat ik er 's avonds richting markt liep en dat ik opeens een "hello" hoorde en blijkbaar was het afkomstig van een moeder met een kindje op de arm en ze wilde dat kindje laten "hello" tegen me zeggen. Toen ik opeens mijn hoofd omdraaide en op het kindje afstapte om "hallo" te zeggen, schrok het kindje heel hard en begon het in tranen uit te barsten, terwijl ik nog eigenlijk op vijf meter afstand stond. Dat was wel even een grappige situatie... zo verschoten... ik keek nog eens voor de zekerheid in de spiegel voor het slapen gaan, maar kon niets verkeerd opmerken.
De tweede dag dat ik er was, babbelde ik een beetje met een Franse blondine, Aurelie, en we besloten om samen een motorfiets te huren en via een stofweg naar een rivier een 30tal km ver te rijden vanwaar we voor 14 dollar met ons twee een boottochtje maakten naar een dorpje waar er in het bos een soort soort begraafplaats was van de minderheden die daar woonden en daarna naar een Chinees dorpje in de andere richting. Het laatste was eigenlijk niet echt interessant, maar eerder een soort opvulling van het boottochtje, dacht ik. Vooraan de graven stonden er telkens een mannetje en een vrouwtje in hout uitgesneden en een beetje beschilderd. Sommige details waren er in te zien, zoals een man met een bril of een zwangere vrouw met een buikje. We kwamen nog een Frans koppel tegen die een gids hadden en bezochten nog een schooltje daar, weliswaar op dat moment zonder de kinderen. Ik ging me eens aan de schoolbankjes zetten en we trokken een paar fotootjes en toen ik die bekeek, zag ik pas hoezeer ik onder het stof zat! We hadden de hele tijd langs een stofweg gereden en als er dan een auto of truck passeert, dan moet je door een hele stofwolk en das niet al te aangenaam en gezond. Maar enfin, voor een keer in je leven ;-) Verder reed ik ook wel extra voorzichtig, want af en toe waren er ferme putten in de baan en ik reed met Aurelie achterop en bovendien met een bijna nieuwe Honda, hetzelfde model als waarmee ik in Laos rondgetoerd had en dus goeie Japanse kwaliteit en een motorfiets ik al wat gewoon was. Maar als ik er mee zou vallen, zou het me uiteraard meer kosten, dat hadden ze op voorhand gezegd. We huurden de motorfiets bij een jonge kerel 50 meter naast ons hotel voor 5 dollar en hij had prijs/kwaliteit wel het beste aan te bieden. In ons hotel wilden ze ons voor dezelfde prijs een oude Koreaanse bak geven, die zelfs telkens stilviel als je stopte en hem niet direct in vrijloop kon krijgen en waarvan de elektrische starter zelfs niet meer werkte en de remmen ook niet goed ingesteld waren... Dan was de keuze snel gemaakt! Bovendien waren ze er heel heel vriendelijk. Ik moest opnieuw mijn paspoort afgeven als waarborg en ik vroeg wat ik moest doen als de politie ons zou stoppen zonder mijn paspoort. Hij zei dat ze ons niet gingen doen stoppen, want dat hij ook voor de overheid werkte en dat hij anders die agenten in de bak ging doen draaien... Hij had wel gevoel voor humor dacht ik ;-) Maar we passeerden twee opeenvolgende dagen een (wellicht op smeergeld gerichte) politiecontrole en ze deden ons nooit stoppen :-) 's Avonds ging ik richting markt op zoek naar eten en kwam ik een lokale kerel van 23 jaar tegen waarmee ik de vorige avond wat gebabbeld had in het hotel, Steven, en hij verwees me door naar een plaats waar er een aantal potten waren met gekookt eten. Hij sprak goed Engels want hij werkte met toeristen. Maar hij was vrij sympathiek en drong zich niet op of niets. Dat apprecieerde ik wel. Ze schepten daar dan wat van op een bord en je kreeg er nog een bord rijst bij en gratis thee voor het zachte prijsje van een dollar. Ik moest wel niet alles hebben, want in die potten zit er soms maar raar vlees of lever waar ik ook niet echt zot van ben. Maar twas wel eens iets anders om zo lokaal en goedkoop te eten, want de meeste toeristen gaan naar de toeristenrestaurants. Ik babbelde nog wat met Steven nadien en hij bleek een vriendinnetje van 16 jaar te hebben dat daar in het voedselkraampje werkte van smorgens tot savonds. Haar moeder was weduwe. Traditioneel in Cambodia moest ze maagd blijven tot het huwelijk en als Steven er dan mee wilde trouwen moest hij dan geld geven aan haar moeder, rond de 5000 dollar in dit geval. Naar het schijnt, kun je dan het geld terugvragen als blijkt dat ze geen maagd meer was ;-)
De volgende dag nam ik mijn eigen kamer met badkamer voor slechts drie dollar, in een ander gebouw van hetzelfde hotel. Die Amerikaanse vertrok ook die dag en dan ging ik zeker niet die 10 dollar alleen ophoesten. Aurelie en ikzelf gingen opnieuw samen op (stof)pad met een gehuurde motorfiets. Ditmaal reden we eerst naar een waterval en keerden dan een eindje terug waar we een afspraak hadden gemaakt om op een olifant te rijden, waarvoor we samen 15 dollar betaald hadden voor een anderhalf uur. We klommen via een platformpje op de rug van de olifant en vooraan op de nek zat er een Cambodiaan en door zijn voeten te bewegen tegen de flaporen van de olifant, bestuurde hij het beest. Voor zover het immense dier mee wilde werken althans. De rit verliep eerst over de weg en dan door een bos met rubberbomen. Op het einde, na een troebel plasje over te steken, kwamen we bij de waterval aan. Dan moesten we ons vasthouden aan de mand en de olifant ging door zijn benen zodat we ervan konden gaan. Uiteindelijk waren we blij dat het maar anderhalf uur was, want zo een olifantrit is toch niet echt comfortabel te noemen en een hele dag zou voor de rug wat te veel van het goeie geweest zijn. Na een beetje bij de waterval gerust te hebben, gingen we naar het restaurant vlakbij de waterval, waar iemand voor ons de bromfiets naar toe hadden gereden, zodanig dat we niet terug naar de startplaats van de olifant moesten rijden. We aten er elk gewokte rijst en een aantal frisdrankjes en ik dronk er een glas met sap uitgeperst uit suikerriet en het was er spotgoedkoop. Er zat een klein aapje op een verhoogje en hij was via een ketting met zijn nek aan een boom vastgemaakt. Wat me toen ook weer opviel, is dat veel Cambodiaanse vrouwen tijdens de dag een soort piama dragen. Dat bleek toch iets typisch Cambodiaans te zijn. Enfin, voor hen is het geen piama, maar gewoon comfortabele losse kledij, maar voor ons lijkt het op een, niet al te sexy, piama. Ze zullen waarschijnlijk ook wel af en toe hun bedenkingen hebben met de kledij die wij westerlingen daar dragen. De man van het restaurant stelde ons nog voor om ons naar Lumphat, naar zijn dorp, zo'n 20tal km verderop te brengen, heel goedkoop. Hij zei dat de weg heel goed was en dat hij er in 20 minuten naar toe kon rijden. We konden met zijn tweeen achterop zijn motorfiets zitten en het ging er mooi zijn met een mooi meer om in te zwemmen en een heel grote rivier (overigens de rivier waar de film "Apocalypse Now" zich voornamelijk afspeelde, waar een kolonel in de film zijn eigen legertje daar in de jungle had). Het was al vrij laat en we stonden er kritisch tegenover, maar wilden wel eens de weg een eindje proberen. We gingen nog een vijfhonderdtal meter verder langs die weg, maar het was de ene grote put naast de andere en we maakten uiteindelijk rechtsomkeert ter hoogte van een plas water. Ik had geen zin om de motor daar nog eens in onder te dompelen en twas sowieso al wat te laat, alhoewel het avontuur ermee gepaard gaande ergens vanbinnen wel aan me knaagde. Ik had wel eens willen zien hoe die kerel in twintig minuten daar raakte... Zijn bromfiets zal wellicht op Red Bull gereden hebben ("Red Bull geeft je vleugels" :p ) In de late namiddag reden we dan nog naar het grote kratermeer Boeng Yeak Lom, waar we dan nog gezwommen hebben. Het water was heel proper en helder en er waren op drie plaatsen platformen langs de oever om te gaan zwemmen en ik zwom van de middelste naar de ene en dan naar de andere en dan terug naar de middelste, waarschijnlijk wel een km of zo, in schoolslag. Het water was lekker fris maar toch warm genoeg en het was al lang geleden dat ik nog eens flink goed gezwommen had en bovendien was het een ideale vorm van sport bij dit weer. Ik voelde me er met andere woorden super bij! Bij de bromfiets gekomen, besefte ik dat ik mijn camera had laten liggen aan het meer en toen ik terug liep, kwam ik twee meisjes tegen die vroegen of ik soms mijn camera had laten liggen. Ze haalden het uit hun plastic zak en gaven het aan mij en ik was blij dat ze zo eerlijk waren! 's Avonds ging ik dan nog lokaal iets eten met Aurelie en een andere kerel die al wat langer in Cambodia vertoefd had. We aten de maaltijd in dezelfde plaats waar ik gisteravond gegeten had en aten dan nog een soort dessert op de markt.
De volgende dag kwam ik wat laat op dreef en rond de middag ging ik ergens eten en raakte ik aan het poolen en aan het praten met twee lokale Cambodianen. Uiteindelijk hebben we samen onze maaltijd genuttigd en ze waren heel vriendelijk. Later huurde ik nog een fiets en reed ik naar het kratermeer om te gaan zwemmen en ik wandelde eens rondom het meer en dan kwam ik Aurelie ook weer tegen. Ik duikte wel een twintigtal keer van het platform vooraleer ik opnieuw besloot om mijn zwemkunsten boven te halen en hetzelfde eind als de dag daarvoor te zwemmen. Ik voelde me er natuurlijk weer goed bij. Op hetzelfde platform als wij, zaten er op dat moment een aantal Cambodianen van Phnom Penh, die in Ban Lung waren omdat ze een soort cursus moesten geven aan het personeel van het nabijgelegen Virachay National Park. Ze hadden wat papaya gekocht en wat vishapjes met chili, gewikkeld in een binnenste blaadje dat je mocht opeten en dan daarrond nog een bananenblaadje om weg te gooien. Ze hadden het waarschijnlijk aan een gunstige prijs gekocht, want ze hadden een grote zak met van die vishapjes. We waren aan de praat geraakt en ze wilden ons er wat van geven om te proeven. Ze hadden ook een soort kruik met rijstwijn die vanboven toegedekt was met een of ander natuurproduct en je moest er dan via een rietje van drinken, iets typisch van de streek vertelden ze me. Toen ik 's avonds die dag nog eens passeerde bij de kerel die de motorfietsen verhuurde, raakte ik nog eens aan de praat. Wat verder in de straat bij een hotel had ik redelijk wat vrouwen gezien in elegante kleren toen ik er voorbij passeerde en er was wat rood licht te bespeuren. Blijkbaar was het een soort duur bordeel waar vooral sommige mensen van de lokale overheid na al dat smeergeld voor 30 of 40 dollar nu ook eens opnieuw hun zak konden leegmaken ;-). Hij vertelde me dat er juist buiten het centrum nog een stuk of twintig plaatsjes waren waar je voor 2.5 dollar eens kon wippen. Twaren dan wel niet de knapste meisjes, dus een buik(je) of zo moest je er wel dan bij nemen, zei hij. Als ik wou, mocht ik mee met hem. Ik heb het aanbod maar afgeslagen ;-)
De volgende dag zou ik 's morgens de bus naar Kratie nemen, om de Mekong dolfijnen te zien. Ik had al mijn busticket voor 7 dollar via het hotel gekocht. Blijkbaar ging Luke ook mee, een Australier die in hetzelfde hotel als ik verbleef en waarmee ik wat gebabbeld had. Hij vertelde me dat ze rond middernacht in een straat in Pnomh Penh met vijf vrienden om de beurt wat over en weer hadden gereden op een motorfiets om wat truukjes uit te halen en dat er plots een paar mannen uit een gebouw op de kerel met de motorfiets waren afgestormd en op hem hadden zitten kloppen en langs beide zijden van zijn hoofd een pistoolloop hadden gedrukt. Ze gingen er met zijn vieren op af, maar een andere kerel richte een pistool op hen en zei dat ze daar moesten blijven. Uiteindelijk is er niet geschoten geweest (wellicht te veel getuigen...), maar hij was er wel van onder de indruk geweest. Blijkbaar woonde daar ergens een dochter of zoon van een politicus en waren het de bodyguards die eens hun spierballen wilden rollen. Tja, die mannen spreken liever met daden dan met woorden, dus je moet voorzichtig zijn daar dat je niemand ongewild stoort... Dus voor iedereen die naar Pnomh Penh gaat: laat de nachtelijke motorkunstjes maar thuis!
De tweede dag dat ik er was, babbelde ik een beetje met een Franse blondine, Aurelie, en we besloten om samen een motorfiets te huren en via een stofweg naar een rivier een 30tal km ver te rijden vanwaar we voor 14 dollar met ons twee een boottochtje maakten naar een dorpje waar er in het bos een soort soort begraafplaats was van de minderheden die daar woonden en daarna naar een Chinees dorpje in de andere richting. Het laatste was eigenlijk niet echt interessant, maar eerder een soort opvulling van het boottochtje, dacht ik. Vooraan de graven stonden er telkens een mannetje en een vrouwtje in hout uitgesneden en een beetje beschilderd. Sommige details waren er in te zien, zoals een man met een bril of een zwangere vrouw met een buikje. We kwamen nog een Frans koppel tegen die een gids hadden en bezochten nog een schooltje daar, weliswaar op dat moment zonder de kinderen. Ik ging me eens aan de schoolbankjes zetten en we trokken een paar fotootjes en toen ik die bekeek, zag ik pas hoezeer ik onder het stof zat! We hadden de hele tijd langs een stofweg gereden en als er dan een auto of truck passeert, dan moet je door een hele stofwolk en das niet al te aangenaam en gezond. Maar enfin, voor een keer in je leven ;-) Verder reed ik ook wel extra voorzichtig, want af en toe waren er ferme putten in de baan en ik reed met Aurelie achterop en bovendien met een bijna nieuwe Honda, hetzelfde model als waarmee ik in Laos rondgetoerd had en dus goeie Japanse kwaliteit en een motorfiets ik al wat gewoon was. Maar als ik er mee zou vallen, zou het me uiteraard meer kosten, dat hadden ze op voorhand gezegd. We huurden de motorfiets bij een jonge kerel 50 meter naast ons hotel voor 5 dollar en hij had prijs/kwaliteit wel het beste aan te bieden. In ons hotel wilden ze ons voor dezelfde prijs een oude Koreaanse bak geven, die zelfs telkens stilviel als je stopte en hem niet direct in vrijloop kon krijgen en waarvan de elektrische starter zelfs niet meer werkte en de remmen ook niet goed ingesteld waren... Dan was de keuze snel gemaakt! Bovendien waren ze er heel heel vriendelijk. Ik moest opnieuw mijn paspoort afgeven als waarborg en ik vroeg wat ik moest doen als de politie ons zou stoppen zonder mijn paspoort. Hij zei dat ze ons niet gingen doen stoppen, want dat hij ook voor de overheid werkte en dat hij anders die agenten in de bak ging doen draaien... Hij had wel gevoel voor humor dacht ik ;-) Maar we passeerden twee opeenvolgende dagen een (wellicht op smeergeld gerichte) politiecontrole en ze deden ons nooit stoppen :-) 's Avonds ging ik richting markt op zoek naar eten en kwam ik een lokale kerel van 23 jaar tegen waarmee ik de vorige avond wat gebabbeld had in het hotel, Steven, en hij verwees me door naar een plaats waar er een aantal potten waren met gekookt eten. Hij sprak goed Engels want hij werkte met toeristen. Maar hij was vrij sympathiek en drong zich niet op of niets. Dat apprecieerde ik wel. Ze schepten daar dan wat van op een bord en je kreeg er nog een bord rijst bij en gratis thee voor het zachte prijsje van een dollar. Ik moest wel niet alles hebben, want in die potten zit er soms maar raar vlees of lever waar ik ook niet echt zot van ben. Maar twas wel eens iets anders om zo lokaal en goedkoop te eten, want de meeste toeristen gaan naar de toeristenrestaurants. Ik babbelde nog wat met Steven nadien en hij bleek een vriendinnetje van 16 jaar te hebben dat daar in het voedselkraampje werkte van smorgens tot savonds. Haar moeder was weduwe. Traditioneel in Cambodia moest ze maagd blijven tot het huwelijk en als Steven er dan mee wilde trouwen moest hij dan geld geven aan haar moeder, rond de 5000 dollar in dit geval. Naar het schijnt, kun je dan het geld terugvragen als blijkt dat ze geen maagd meer was ;-)
De volgende dag nam ik mijn eigen kamer met badkamer voor slechts drie dollar, in een ander gebouw van hetzelfde hotel. Die Amerikaanse vertrok ook die dag en dan ging ik zeker niet die 10 dollar alleen ophoesten. Aurelie en ikzelf gingen opnieuw samen op (stof)pad met een gehuurde motorfiets. Ditmaal reden we eerst naar een waterval en keerden dan een eindje terug waar we een afspraak hadden gemaakt om op een olifant te rijden, waarvoor we samen 15 dollar betaald hadden voor een anderhalf uur. We klommen via een platformpje op de rug van de olifant en vooraan op de nek zat er een Cambodiaan en door zijn voeten te bewegen tegen de flaporen van de olifant, bestuurde hij het beest. Voor zover het immense dier mee wilde werken althans. De rit verliep eerst over de weg en dan door een bos met rubberbomen. Op het einde, na een troebel plasje over te steken, kwamen we bij de waterval aan. Dan moesten we ons vasthouden aan de mand en de olifant ging door zijn benen zodat we ervan konden gaan. Uiteindelijk waren we blij dat het maar anderhalf uur was, want zo een olifantrit is toch niet echt comfortabel te noemen en een hele dag zou voor de rug wat te veel van het goeie geweest zijn. Na een beetje bij de waterval gerust te hebben, gingen we naar het restaurant vlakbij de waterval, waar iemand voor ons de bromfiets naar toe hadden gereden, zodanig dat we niet terug naar de startplaats van de olifant moesten rijden. We aten er elk gewokte rijst en een aantal frisdrankjes en ik dronk er een glas met sap uitgeperst uit suikerriet en het was er spotgoedkoop. Er zat een klein aapje op een verhoogje en hij was via een ketting met zijn nek aan een boom vastgemaakt. Wat me toen ook weer opviel, is dat veel Cambodiaanse vrouwen tijdens de dag een soort piama dragen. Dat bleek toch iets typisch Cambodiaans te zijn. Enfin, voor hen is het geen piama, maar gewoon comfortabele losse kledij, maar voor ons lijkt het op een, niet al te sexy, piama. Ze zullen waarschijnlijk ook wel af en toe hun bedenkingen hebben met de kledij die wij westerlingen daar dragen. De man van het restaurant stelde ons nog voor om ons naar Lumphat, naar zijn dorp, zo'n 20tal km verderop te brengen, heel goedkoop. Hij zei dat de weg heel goed was en dat hij er in 20 minuten naar toe kon rijden. We konden met zijn tweeen achterop zijn motorfiets zitten en het ging er mooi zijn met een mooi meer om in te zwemmen en een heel grote rivier (overigens de rivier waar de film "Apocalypse Now" zich voornamelijk afspeelde, waar een kolonel in de film zijn eigen legertje daar in de jungle had). Het was al vrij laat en we stonden er kritisch tegenover, maar wilden wel eens de weg een eindje proberen. We gingen nog een vijfhonderdtal meter verder langs die weg, maar het was de ene grote put naast de andere en we maakten uiteindelijk rechtsomkeert ter hoogte van een plas water. Ik had geen zin om de motor daar nog eens in onder te dompelen en twas sowieso al wat te laat, alhoewel het avontuur ermee gepaard gaande ergens vanbinnen wel aan me knaagde. Ik had wel eens willen zien hoe die kerel in twintig minuten daar raakte... Zijn bromfiets zal wellicht op Red Bull gereden hebben ("Red Bull geeft je vleugels" :p ) In de late namiddag reden we dan nog naar het grote kratermeer Boeng Yeak Lom, waar we dan nog gezwommen hebben. Het water was heel proper en helder en er waren op drie plaatsen platformen langs de oever om te gaan zwemmen en ik zwom van de middelste naar de ene en dan naar de andere en dan terug naar de middelste, waarschijnlijk wel een km of zo, in schoolslag. Het water was lekker fris maar toch warm genoeg en het was al lang geleden dat ik nog eens flink goed gezwommen had en bovendien was het een ideale vorm van sport bij dit weer. Ik voelde me er met andere woorden super bij! Bij de bromfiets gekomen, besefte ik dat ik mijn camera had laten liggen aan het meer en toen ik terug liep, kwam ik twee meisjes tegen die vroegen of ik soms mijn camera had laten liggen. Ze haalden het uit hun plastic zak en gaven het aan mij en ik was blij dat ze zo eerlijk waren! 's Avonds ging ik dan nog lokaal iets eten met Aurelie en een andere kerel die al wat langer in Cambodia vertoefd had. We aten de maaltijd in dezelfde plaats waar ik gisteravond gegeten had en aten dan nog een soort dessert op de markt.
De volgende dag kwam ik wat laat op dreef en rond de middag ging ik ergens eten en raakte ik aan het poolen en aan het praten met twee lokale Cambodianen. Uiteindelijk hebben we samen onze maaltijd genuttigd en ze waren heel vriendelijk. Later huurde ik nog een fiets en reed ik naar het kratermeer om te gaan zwemmen en ik wandelde eens rondom het meer en dan kwam ik Aurelie ook weer tegen. Ik duikte wel een twintigtal keer van het platform vooraleer ik opnieuw besloot om mijn zwemkunsten boven te halen en hetzelfde eind als de dag daarvoor te zwemmen. Ik voelde me er natuurlijk weer goed bij. Op hetzelfde platform als wij, zaten er op dat moment een aantal Cambodianen van Phnom Penh, die in Ban Lung waren omdat ze een soort cursus moesten geven aan het personeel van het nabijgelegen Virachay National Park. Ze hadden wat papaya gekocht en wat vishapjes met chili, gewikkeld in een binnenste blaadje dat je mocht opeten en dan daarrond nog een bananenblaadje om weg te gooien. Ze hadden het waarschijnlijk aan een gunstige prijs gekocht, want ze hadden een grote zak met van die vishapjes. We waren aan de praat geraakt en ze wilden ons er wat van geven om te proeven. Ze hadden ook een soort kruik met rijstwijn die vanboven toegedekt was met een of ander natuurproduct en je moest er dan via een rietje van drinken, iets typisch van de streek vertelden ze me. Toen ik 's avonds die dag nog eens passeerde bij de kerel die de motorfietsen verhuurde, raakte ik nog eens aan de praat. Wat verder in de straat bij een hotel had ik redelijk wat vrouwen gezien in elegante kleren toen ik er voorbij passeerde en er was wat rood licht te bespeuren. Blijkbaar was het een soort duur bordeel waar vooral sommige mensen van de lokale overheid na al dat smeergeld voor 30 of 40 dollar nu ook eens opnieuw hun zak konden leegmaken ;-). Hij vertelde me dat er juist buiten het centrum nog een stuk of twintig plaatsjes waren waar je voor 2.5 dollar eens kon wippen. Twaren dan wel niet de knapste meisjes, dus een buik(je) of zo moest je er wel dan bij nemen, zei hij. Als ik wou, mocht ik mee met hem. Ik heb het aanbod maar afgeslagen ;-)
De volgende dag zou ik 's morgens de bus naar Kratie nemen, om de Mekong dolfijnen te zien. Ik had al mijn busticket voor 7 dollar via het hotel gekocht. Blijkbaar ging Luke ook mee, een Australier die in hetzelfde hotel als ik verbleef en waarmee ik wat gebabbeld had. Hij vertelde me dat ze rond middernacht in een straat in Pnomh Penh met vijf vrienden om de beurt wat over en weer hadden gereden op een motorfiets om wat truukjes uit te halen en dat er plots een paar mannen uit een gebouw op de kerel met de motorfiets waren afgestormd en op hem hadden zitten kloppen en langs beide zijden van zijn hoofd een pistoolloop hadden gedrukt. Ze gingen er met zijn vieren op af, maar een andere kerel richte een pistool op hen en zei dat ze daar moesten blijven. Uiteindelijk is er niet geschoten geweest (wellicht te veel getuigen...), maar hij was er wel van onder de indruk geweest. Blijkbaar woonde daar ergens een dochter of zoon van een politicus en waren het de bodyguards die eens hun spierballen wilden rollen. Tja, die mannen spreken liever met daden dan met woorden, dus je moet voorzichtig zijn daar dat je niemand ongewild stoort... Dus voor iedereen die naar Pnomh Penh gaat: laat de nachtelijke motorkunstjes maar thuis!
Van Laos naar Cambodia
1 Maart 2009... 's Morgens stond ik vroeg op zodat ik nog kon ontbijten voordat ik met de boot terug naar de oever van de Mekong ging. Telkens je iets bestelde om te eten of een drankje nam, moest je het opschrijven in een schriftje met je bungalownummer. Voordat je vertrok werd de rekening dan gemaakt en moest je alles in een keer betalen. Ik vond dat wel een gemakkelijk systeem. Maar toen ik het controleerde, had hij bijna vier euro te veel gerekend. Hij had vier nachten in plaats van drie aangerekend en dan nog naar boven afgerond. Op zich zou ik die prijs wel nog fair gevonden hebben, want het eten was heel goedkoop en hoewel het geen restaurant was, stonden ze wel altijd klaar om te koken voor de gasten. Maar juist is juist, dacht ik, dus liet ik het maar verbeteren. Bovendien had ik het al voordien wat uitgerekend zodat ik net toekwam met mijn Laotiaans geld. Ik wou immers van mijn laatste Laotiaanse kip af geraken.
Een keer overgezet, kocht ik nog een drankje met mijn allerlaatste kips en dan zat ik een vijftiental km achteraan op een trage motorfiets richting Voenkham ofte grens met Cambodia, met mijn grote rugzak horizontaal gelegd op de motorfiets, voor de benen van de bestuurder. Ik maakte dus meteen kennis met het meest typische vervoersmiddel in Cambodia! Overal zou ik er immers motorfietsen zien met drie, vier en een enkele keer zelfs vijf mensen (2 volwassen en drie kindjes) erop. Grappend zeggen ze wel dat je er met zes op kan, nl. drie zwangere vrouwen achter elkaar ;-) De motorfiets was redelijk oud, zonder werkende kilometerteller, maar de kerel was wel cool met zijn doek rond zijn hoofd gespannen en zijn donkere zonnebril. Zo was ook zijn motorfiets, met een grote sticker van Obama, de Amerikaanse president, vooraan erop gekleefd. Hij dropte me af aan de Laotiaanse grens en betaalde een kerel met een pickup om mij naar Stung Treng in het noorden van Cambodia te brengen.
Ik moest de douanier aan de grens 2 dollar (het was weekendtarief dus 2 ipv 1) betalen voor de stempel. Geld voor in de pocket! Ik betaalde maar maakte er wel een opmerking over en dan keek hij weg uit schaamte. Ze verdienen wel te weinig die mannen, maar principieel ben ik ertegen. Maar tja, ik wilde geen last hebben en het was maar 2 dollar en geen 15 of zo... Toen moesten we een uurtje wachten totdat er wat meer volk voor in de pickup was opgedaagd en dan zei een kerel al grappend dat ik 10 dollar meer moest betalen. Ik liet me wat gaan en werd wat boos en vroeg of dat de Aziatische trots was... Welkom in (S)cambodia, dacht ik... Maar het was wellicht grappend bedoeld (tenzij je zo stom bent om "OK" te zeggen) en dus maakte ik me wellicht belachelijk door mijn stem te verheffen... Maar who cares? Met hun idiote "gezichtsverlies" ;-) Als westerling moet ik me er immers niets van aantrekken... Heb ik trouwens wel een gezicht? Tja, volgens mij zijn het in de westerse cultuur immers de mensen die zich niets aantrekken van wat anderen denken die de sterksten zijn en dat idee spreekt me wel meer aan... Voor het visa moest ik uiteindelijk 21 dollar ophoesten ipv de officiele 20 dollar, maar dat was nog minder dan de 35 dollar die het me zou gekost hebben als ik het via een reisagentschap voordien had geregeld. Daarna was het nog 1 dollar voor de stempel aan de Cambodiaanse grens en ik was het land binnen, in een pickup op weg naar Stung Treng. Dat was immers de dichtstbijzijnde stad over de grens en had nog geen enkel idee waar ik nadien naartoe wilde gaan. Wilde alleen niet de fout maken om direct ver het land in te gaan en dan iets aan me voorbij laten gaan wat ik nog wilde zien.
De bus in Stung Treng dropte ons vlak voor een plaatsje naast de Mekong waar al een aantal backpackers zaten te eten. De meesten gingen een paar uur later naar Kratie met de bus. Ik bladerde wat in een tweedehands Lonely Planet Cambodia die er lag en uiteindelijk besloot ik om verder te reizen naar Noord-Oost-Cambodia, naar Ban Lung, de hoofdstad (al is dat in dit geval een heel zware uitdrukking) van de provincie Ratanakiri. Het bleek dat de bus niet daar vertrok, maar een tiental km daarvandaan en dus had ik geen andere keus dan het ticket via een ticketbureau naast het restaurant te kopen. Ze vroegen 10 dollar eerst, maar ik wist hoeveel een Amerikaanse had betaald om van Don Det naar daar te geraken en toen ik dat zei (verminderd met twee dollar), dan kreeg ik het ticket voor 8 dollar ;-) Later hoorde ik nog van iemand anders dat hij het voor 7 dollar gekregen had.
Na een paar uur vlammen over stoffige steengruisweg kwamen we in Ban Lung aan. Ik zou de eerste twee nachten een kamer delen met een amerikaanse voor 10 dollar in het Tribal hotel, een groot complex. Achteraf gezien is het wel een dure kamer geweest, maar twas wel een deftige kamer en met westers toilet en twas maar vijf dollar voor elk van ons. Enfin, ik sliep er wel nog redelijk goed want we hadden elk aparte bedden ;-)
Een keer overgezet, kocht ik nog een drankje met mijn allerlaatste kips en dan zat ik een vijftiental km achteraan op een trage motorfiets richting Voenkham ofte grens met Cambodia, met mijn grote rugzak horizontaal gelegd op de motorfiets, voor de benen van de bestuurder. Ik maakte dus meteen kennis met het meest typische vervoersmiddel in Cambodia! Overal zou ik er immers motorfietsen zien met drie, vier en een enkele keer zelfs vijf mensen (2 volwassen en drie kindjes) erop. Grappend zeggen ze wel dat je er met zes op kan, nl. drie zwangere vrouwen achter elkaar ;-) De motorfiets was redelijk oud, zonder werkende kilometerteller, maar de kerel was wel cool met zijn doek rond zijn hoofd gespannen en zijn donkere zonnebril. Zo was ook zijn motorfiets, met een grote sticker van Obama, de Amerikaanse president, vooraan erop gekleefd. Hij dropte me af aan de Laotiaanse grens en betaalde een kerel met een pickup om mij naar Stung Treng in het noorden van Cambodia te brengen.
Ik moest de douanier aan de grens 2 dollar (het was weekendtarief dus 2 ipv 1) betalen voor de stempel. Geld voor in de pocket! Ik betaalde maar maakte er wel een opmerking over en dan keek hij weg uit schaamte. Ze verdienen wel te weinig die mannen, maar principieel ben ik ertegen. Maar tja, ik wilde geen last hebben en het was maar 2 dollar en geen 15 of zo... Toen moesten we een uurtje wachten totdat er wat meer volk voor in de pickup was opgedaagd en dan zei een kerel al grappend dat ik 10 dollar meer moest betalen. Ik liet me wat gaan en werd wat boos en vroeg of dat de Aziatische trots was... Welkom in (S)cambodia, dacht ik... Maar het was wellicht grappend bedoeld (tenzij je zo stom bent om "OK" te zeggen) en dus maakte ik me wellicht belachelijk door mijn stem te verheffen... Maar who cares? Met hun idiote "gezichtsverlies" ;-) Als westerling moet ik me er immers niets van aantrekken... Heb ik trouwens wel een gezicht? Tja, volgens mij zijn het in de westerse cultuur immers de mensen die zich niets aantrekken van wat anderen denken die de sterksten zijn en dat idee spreekt me wel meer aan... Voor het visa moest ik uiteindelijk 21 dollar ophoesten ipv de officiele 20 dollar, maar dat was nog minder dan de 35 dollar die het me zou gekost hebben als ik het via een reisagentschap voordien had geregeld. Daarna was het nog 1 dollar voor de stempel aan de Cambodiaanse grens en ik was het land binnen, in een pickup op weg naar Stung Treng. Dat was immers de dichtstbijzijnde stad over de grens en had nog geen enkel idee waar ik nadien naartoe wilde gaan. Wilde alleen niet de fout maken om direct ver het land in te gaan en dan iets aan me voorbij laten gaan wat ik nog wilde zien.
De bus in Stung Treng dropte ons vlak voor een plaatsje naast de Mekong waar al een aantal backpackers zaten te eten. De meesten gingen een paar uur later naar Kratie met de bus. Ik bladerde wat in een tweedehands Lonely Planet Cambodia die er lag en uiteindelijk besloot ik om verder te reizen naar Noord-Oost-Cambodia, naar Ban Lung, de hoofdstad (al is dat in dit geval een heel zware uitdrukking) van de provincie Ratanakiri. Het bleek dat de bus niet daar vertrok, maar een tiental km daarvandaan en dus had ik geen andere keus dan het ticket via een ticketbureau naast het restaurant te kopen. Ze vroegen 10 dollar eerst, maar ik wist hoeveel een Amerikaanse had betaald om van Don Det naar daar te geraken en toen ik dat zei (verminderd met twee dollar), dan kreeg ik het ticket voor 8 dollar ;-) Later hoorde ik nog van iemand anders dat hij het voor 7 dollar gekregen had.
Na een paar uur vlammen over stoffige steengruisweg kwamen we in Ban Lung aan. Ik zou de eerste twee nachten een kamer delen met een amerikaanse voor 10 dollar in het Tribal hotel, een groot complex. Achteraf gezien is het wel een dure kamer geweest, maar twas wel een deftige kamer en met westers toilet en twas maar vijf dollar voor elk van ons. Enfin, ik sliep er wel nog redelijk goed want we hadden elk aparte bedden ;-)
De 4000 eilanden
De eerste dag op het eiland Don Det huurde ik een fiets voor 8000 kip en stak ik de brug over, die destijds nog door de Fransen gebouwd was, naar het andere eiland Don Khon. Normaal gezien moest je overdag een ticket van 9000 kip betalen als je die brug overstak, maar ik had dat de vorige dag 's avonds laat gezien op een bordje toen ik al wandelend overstak en besloot maar eens heel snel te fietsen en te gebaren dat ik doof was ;-) Tvervelende was wel dat het "wegdek" op die brug er heel hobbelig bijlag en vol met stenen. Maar twas toch gelukt;-) De brug was er destijds gebouwd door de Fransen tijdens de periode van Indochina. Hun bedoeling was om van de Mekong rivier een soort snelweg voor cargo tussen Zuid-Oost-Azie en China te maken, maar dat is er nooit echt van gekomen. Ter hoogte van deze eilanden, ging het dan over land. Zowel op Don Khon als op Don Det lag er een spoorweg van een aantal km van de ene kant van het eiland tot de andere kant en de brug verbond dan de twee eilanden. Tegenwoordig tref je op Don Khon nog twee overblijfselen van locomotieven aan. Ik fietste wat verder naar een strand waar je een boot naar de Mekong dolfijnen kon nemen en liet mijn fiets er staan en wandelde wat langs de rotsen naast een rivier. Zo maakte ik een lus en kwam ik weer bij mijn fiets terecht. Hierna fietste ik dan naar het zuiden van het eiland via de rotsige weg van de voormalige spoorweg en kwam ik zo aan bij het dorpje waar het goedkoopst was om de boten naar de dolfijnen te nemen. Ik dronk er iets en babbelde een beetje en blijkbaar stond mijn voorband plat ;-) Misschien daarmee dat ik maar 8000 ipv 10000 kip betaald had. Heb daar dan maar een pomp gevraagd en hem weer opgepompd. Blijkbaar was het een klein gaatje. Ik ben dan langs de oostkant van het eiland teruggefietst om de rotsige weg van de voormalige spoorweg te vermijden en heb dan nog een zijsprongetje gemaakt via een brugje naar het kleine eilandje Don Som, waar ik nog wat watervallen gezien heb en mensen die in het water bezig waren en wat kinderen die met een soort van harpoentje rondliepen om vissen te vangen. Er lagen enorm grote fuiken in het water om vis te vangen. Een beetje verder was mijn band weer plat en heb ik hem opnieuw laten oppompen en dan ging ik iets eten en was hij opnieuw plat en dan ben ik maar over de brug gewandeld en heb ik de band nog een laatste keer opnieuw opgepompt net voordat ik de fiets terug bezorgde ;-) 's Avonds ben ik dan nog eens naar de drukkere noordtip met meer winkeltjes gewandeld om de zonsondergang te zien en dan heb ik het avondeten naast mijn bungalow genuttigd. Praktisch voor mij, goedkoop en om de mensen waar ik verbleef ook iets te jeunen. Mr. Wankham was wel wat opdringerig om zijn diensten en kookkunsten aan te bieden en ik voelde me toch wat verplicht om er toch tenminste een keer per dag te eten, maar het eten was best wel ok en goedkoop tov de andere plekjes. Nog een wetenswaardigheidje is dat er enkel 's avonds elektriciteit beschikbaar was, waar ik verbleef. Ze hadden een kleine maar luide generator, zoals in de meeste gezinnen en zo laadde ik mijn camera en gsm dan maar 's avonds eens op, voordat ze het weer uitschakelden. Ze hadden ook een lampje aan een stok boven het water hangen en al de insekten cirkelden daar dan rond en de vissen hapten dan naar de insekten en ze hadden daar ook nog een of andere fuik liggen, dus dat was slim bedacht...
De tweede dag huurde ik dan maar elders een fiets aan het normale tarief ;-) Ik stak de brug weer over, maar ditmaal betaalde ik. Eigenlijk vond ik het geen probleem om eens te betalen, maar had geen zin om iedere dag opnieuw te moeten betalen. Het ticket was zogezegd bedoeld voor de toegang tot de waterval en aangezien ik die de vorige dag niet gezien had, was dat eigenlijk wel fair. Het was geen traditioneel hoge en steile waterval, maar eerder een uit de hand gelopen schuimbekkende rivier waarvan het water met volle kracht over verschillende trappen naar beneden gutste. Zeg maar een kruising tussen een krachtige stroomversnelling en een steile waterval. Hierna ging ik terug naar mijn hutje en hing ik wat in de hangmat en schreef ik wat in een schriftje om later op mijn blog over te zetten. Om 4u30 fietste ik dan opnieuw de brug over, met mijn ticketje uiteraard, en nam ik de rotsige route van de voormalige spoorweg om tot het plaatsje te komen om de dolfijnen te zien. Ik had geluk dat ik nog met een ander koppel in dezelfde boot kon, zodat we de 60000 kip met zijn drieen konden delen. De boot voer ons een eindje verder naar een klein eilandje op de Mekong net op de grens tussen Laos en Cambodia. Twas wel eens mooi, maar veel dolfijnen kregen we niet te zien en twas vanop een ruime afstand van honderd meter of zo. Er stak plotseling een stevige wind op, waarbij we elk een schep zand in ons gezicht kregen en dat was dan het signaal om met de boot terug te keren. Het was het eigenlijk niet waard geweest, maar ik had er toch niet veel aan uitgegeven. 's Avonds nam ik opnieuw het avondeten bij Mr. Wankham en ik kocht bij hem een ticket voor Stung Treng, Cambodia, voor 11 dollar ipv de 12 dollar die geafficheerd stond. Overal behalve op een plaats vroegen ze immers 12 dollar en ik had hem verteld dat ik het anders daar ging kopen ;-) In elk geval, twee daagjes op de 4000 eilanden was mooi maar genoeg geweest...
De tweede dag huurde ik dan maar elders een fiets aan het normale tarief ;-) Ik stak de brug weer over, maar ditmaal betaalde ik. Eigenlijk vond ik het geen probleem om eens te betalen, maar had geen zin om iedere dag opnieuw te moeten betalen. Het ticket was zogezegd bedoeld voor de toegang tot de waterval en aangezien ik die de vorige dag niet gezien had, was dat eigenlijk wel fair. Het was geen traditioneel hoge en steile waterval, maar eerder een uit de hand gelopen schuimbekkende rivier waarvan het water met volle kracht over verschillende trappen naar beneden gutste. Zeg maar een kruising tussen een krachtige stroomversnelling en een steile waterval. Hierna ging ik terug naar mijn hutje en hing ik wat in de hangmat en schreef ik wat in een schriftje om later op mijn blog over te zetten. Om 4u30 fietste ik dan opnieuw de brug over, met mijn ticketje uiteraard, en nam ik de rotsige route van de voormalige spoorweg om tot het plaatsje te komen om de dolfijnen te zien. Ik had geluk dat ik nog met een ander koppel in dezelfde boot kon, zodat we de 60000 kip met zijn drieen konden delen. De boot voer ons een eindje verder naar een klein eilandje op de Mekong net op de grens tussen Laos en Cambodia. Twas wel eens mooi, maar veel dolfijnen kregen we niet te zien en twas vanop een ruime afstand van honderd meter of zo. Er stak plotseling een stevige wind op, waarbij we elk een schep zand in ons gezicht kregen en dat was dan het signaal om met de boot terug te keren. Het was het eigenlijk niet waard geweest, maar ik had er toch niet veel aan uitgegeven. 's Avonds nam ik opnieuw het avondeten bij Mr. Wankham en ik kocht bij hem een ticket voor Stung Treng, Cambodia, voor 11 dollar ipv de 12 dollar die geafficheerd stond. Overal behalve op een plaats vroegen ze immers 12 dollar en ik had hem verteld dat ik het anders daar ging kopen ;-) In elk geval, twee daagjes op de 4000 eilanden was mooi maar genoeg geweest...
Pakse en "The Southern Swing"
Toen we aankwamen in Pakse (natuurlijk weer een klein beetje te ver van de guesthouses zodat we een tuktuk moesten nemen ehum...) nam ik een tuktuk samen met Ben, Lea en Emilia. Ben was een Amerikaanse kerel en een van de drie andere mannen waarmee ik op en rij had gelegen achteraan in de bus. Lea en Emilia waren twee Duitse meisjes van rond de twintig en ik had even kort gebabbeld met hen vooraleer we de bus namen omdat ze in hetzelfde pension waren verbleven als ik in Vientiane en we de tuktuk naar de bus deelden. Uiteindelijk vonden we nog vrije hotelkamers in Sedone Riverside Guesthouse. Ik deelde een kamer met Ben voor 60000 kip. We gingen iets eten en kwamen zo Karen, een uit de kluiten gewassen Hollandse tegen. Daarna besloten we om motorfietsen te huren en naar een waterval te gaan. Emilia had niet te veel zin, dus gingen we maar met zijn vier. We wilden vier motorfietsen huren omdat ik er eentje voor mezelf wilde. Uiteindelijk huurden we bij Lankham hotel voor 70000 kip per dag. Het rotte was wel dat ze nog niet eens wilden praten over een korting omdat we met zijn vieren waren. Achteraf begrijp ik wel dat het is omdat er genoeg vraag naar hun motorfietsen is, maar dan moeten ze dat maar uitleggen en dan aanvaard je dat. Maar nee, geen korting is geen korting en punt uit! Van commercie en klanten tevreden houden hebben ze daar duidelijk geen kaas gegeten... Maar de Honda 100cc motorfietsen waren wel goede kwaliteit. Geen enkel probleem mee gehad. Maar "Made in Japan" zegt uiteraard veel... We kwamen uiteindelijk uit bij de waterval Tax Paxuam, waar er blijkbaar ook een soort lodge en restaurant was gericht op eco toerisme. Een klein beetje verderop heb ik genoten van een zwempartij en dan hebben we daar nog iets gedronken en zijn we teruggekeerd. Later die avond gingen we nog iets drinken en ik had wel zin om te poolen en we zagen een plaats met een lege pooltafel dus besloten we daar te gaan. We hadden ons nog niet lang gezet of er waren al een stuk of zes Laotianen aan het poolen. Ik ging hen vragen of we konden spelen tegen hen, maar "ze waren vandaag met veel vrienden en wilden liever alleen spelen". Qua poolen betreft het natuurlijk enkel dit geval, maar het is weer zo typisch dat dit me voorvalt in Laos. Ik beweer niet dat je in China niet hetzelfde antwoord zou kunnen krijgen, maar schat de kans wel veel kleiner in. Van de Chinezen heb ik toch vrij veel "Welcome to China!" gehoord en die zijn meestal trots dat je hun land komt bezoeken en bijna altijd enthousiast om met een westerling te babbelen
en het grappige is dat ze ook allemaal meteen je telefoonnummer willen daar.
De volgende dag had ik besloten om opnieuw mijn eigen weg te gaan. Ik had in de Lonely Planet gelezen over een meerdaagse tocht per motorfiets waarbij je grote watervallen te zien kon krijgen die dikwijls niet aangeduid stonden en weg van het algemene toeristencircuit dus ik had er wel zin in. Ik stak het minimum dat ik nodig had in mijn dagrugzak en liet de grote rugzak achter in mijn guesthouse. Daarna nam ik afscheid van de anderen waarmee ik de vorige dag opgetrokken had en ging ik een motorfiets huren voor een aantal dagen (met mijn paspoort als waarborg). De eerste etappe in "The Southern Swing" ging naar de watervallen van Tad Lo ten noorden van het Bolavenplateau, waar er volgens LP een klein backpackersdorpje was maar "zonder de backpackers". Bij aankomst moest ik afslaan naar rechts op een steengruisweg en na een paar honderd meter liep het meteen mis. Ik ging een beetje te snel over een lichte heuvel toen ik opeens zag dat er grotere steenbrokken en putten van het midden tot de rechterkant van de baan lagen en ik moest remmen. Tprobleem is natuurlijk dat als je niet gewoon bent van met een motorfiets te rijden dat je sneller de handrem vindt dan de voetrem, in het bijzonder bij deze motorfietsen die afgestemd zijn op de kleinere Aziaten. De voetrem staat namelijk op een hoger of gelijk niveau dan de pedaal waar je je voet continu zet, in plaats van een klein beetje lager, zodat je je voet eigenlijk constant in een hoek naar boven zou moeten krullen om tijdens het rijden niet op de rem te duwen... Enfin, ik had een paar schrammen en de motorfiets had ook niet te veel, dus het was een goedkope les voor het vervolg. Voor een halve euro plooiden ze de rempedaal en de steunpedaal weer recht en later heb ik nog drie euro betaald om een lichtje vooraan te vervangen. Na de reparatie ging ik naar het backpackersdorpje en ik stopte bij Tim Guesthouse omdat het in de Lonely Planet vermeld stond en ze zeiden goed voor informatie, maar ik vond ze toch niet al te vriendelijk daar. Ze spraken ook niet zo goed Engels, maar ze noemden het Tim Guesthouse waarschijnlijk als een soort van trucje zodat je zou denken dat het een buitenlander is die opent of dat ze op zijn minst goed Engels kunnen. Enfin, ik was net gevallen met die motorfiets en vuil en had geen goesting om rond te kijken, dus stelde ik me tevreden met die bamboehut voor vier euro. Ik dacht van mezelf ook eens te verwennen met een steak met frieten, maar het duurde een half uur voordat ze eraan begonnen en bleek dan nog dat ze hem een ander half uur lang gebakken hadden. Veel bacterien gingen dat niet overleven... 's Avonds en de volgende morgen ging ik elders eten, waar het goedkoper was en de mensen me vriendelijker bedienden. Tad Lo was anders wel een leuk backpackersdorpje waar iedereen met iedereen praatte en met nog niet al te veel backpackers en in het bijzonder niet degene die enkel komen om te feesten. Je kon er ook op een olifant rijden, maar dat heb ik niet gedaan. De avond dat ik er toekwam, heb ik me gebaad in een van de watervallen en 's anderendaags ben ik weer vertrokken.
De dag daarop ging het dan richting Attapeu via Sekong, langs asfaltweg. Ik herinner me nog dat ik bijna zonder nafte zat en het telkens uitstelde en dan voor de eerste keer bij de dorpspomp ging tanken. Ze gaven me de brandstof met de rode kleur. Onderweg sloeg ik nog ergens af in een erbarmelijk slagje om een waterval te gaan bekijken en er waren heel veel mensen en kinderen daar aan het zwemmen, maar had er niet zoveel zin in. Ik ging terug en een ander slagje in tot aan de rivier en zette me een half uurtje met de lokalen en kwam nog een Zweed tegen. Ze waren stenen uit de rivier aan het halen met een kraan en besproeiden dat dan met water, maar wat de exacte bedoeling was, kwam ik niet echt te weten want niemand sprak Engels. In Attapeu aangekomen, ging ik wat rond bij verschillende hotels om te vergelijken, want ik had de motorfiets en moest geen zware rugzak sleuren... zo handig! Uiteindelijk nam ik iets van 4 euro. Ik herinner me nog dat ik een ananas en een mango kocht op de markt, aan een faire prijs maar onrijp... en dan ging ik nog goedkoop eten in een klein lokaal restaurantje met vriendelijke mensen en ik liep 's avonds nog eens uit verveling door de stad en speelde een tijdje volleybal met drie Laotiaanse meisjes op straat, kwam twee Finse meisjes tegen en liep nog ergens voorbij waar een meisje uit een groepje op een terras me vroeg "Do you want to make love with me?" Ik zei "No thank you" en ging uiteindelijk maar naar mijn hotel want er was daar toch niets te doen. Op zich was het wel leuk om eens uit de toeristenbuurt te zijn. Er was voor zover ik weet zelfs geen reisbureau daar. Twas gewoon een rustige provinciale stad naast de Sekong rivier.
De volgende morgen ben ik dan maar weer vertrokken, een eindje terug naar vanwaar ik kwam, om dan van oost naar west langs een rode stofbaan het Bolavenplateau op te rijden. Vanaf die afslag was het volgens de reisgids 16km tot een eerste waterval en 18km tot een tweede, niet aangeduide waterval, maar het kwam niet overeen met de kilometerteller van mijn motorfiets :-( Ik was er dus eerst gepasseerd, maar ben dan een eind teruggekeerd tot de drie bruggen en heb dan uiteindelijk in ware verkennerstijl elk klein paadje dat in het bos liep langs beide zijden van de weg uitgespit. Meestal stopten die paadjes, maar hoorde ik dan het lawaai van water en ging ik verder door het bos en kwam ik bij de rivier met wat kleinere watervallen. Enfin, na bijna twee uur in de hitte zag ik opeens de eerste grote waterval van ver aan de rechterkant van de weg. Er bleek nog een redelijk breed pad naartoe te zijn en waarschijnlijk zal dit binnen een aantal jaar ook gecommercialiseerd zijn. Een kleine 2 km verderop zag ik dan een tweede pad dat redelijk breed was aan de linkerkant en wandelde ik dan totdat ik Nam Tak Katamtok kon zien, een van de grootste watervallen van Laos en zeker de grootste niet aangeduide waterval! Hier kon je in tegenstelling tot de vorige waterval er niet vlakbij komen. Uiteindelijk leverde het wel een voldoening op toen ik de watervallen vond. Toen ik aankwam op het Bolavenplateau in Paksong, na de laatste tien km al zigzaggend een asfaltweg vol met potgaten getrotseerd te hebben, at ik er iets en keek ik nog eens in mijn reisgids en het bleek dat er een klein dorpje nog een tiental km verder lag langs een afslagje via een steenbrokkenweg, waar je ook homestay kon doen, dus ik dacht om dat eens te proberen. Ik kwam er aan toen het net donker was en vroeg voor homestay en kon er blijven. Twas wel veel duurder (25000 kip en 25000 kip voor elke maaltijd) dan de spotgoedkope prijzen die ik van sommige andere mensen gehoord heb en waarschijnlijk omdat het in de reisgids stond en er al anderen voor mij geweest zijn en ze vaste en dus hogere prijzen geintroduceerd hebben in dat dorpje. Op zich steun je er de mensen wel mee en is het een unieke ervaring om er eens bij een familie te verblijven, maar twas wel niet zo dat ik daar de eerste westerling ooit bij die familie was of zo. Het leuke was ook dat ik van de hele dag geen enkele westerling gezien had. Die mensen bakten ratten voor zichzelf, maar mij gaven ze iets anders. Toen ik er aankwam dronk ik eerst iets met hen en dan ging ik me wassen in mijn onderbroek met water van een kuip buiten in het donker. Gelukkig had ik nog het zaklampje van Japan. Ze boden me een bakje aan met een tandenborstel, tandpasta en zeep, maar ik gebruikte toch liever mijn eigen spullen ;-) Het was een grote familie met veel kinderen en nadat ik dan eten kreeg, wat neerkwam op een omelet, wat broccoli en wat sticky rijst voor zover ik me herinner, babbelde ik nog wat met hen voor zover mogelijk, maar ze kenden "Belgium" natuurlijk niet... De meisjes waren met bladeren een soort mijters aan het maken die ze dan de dag nadien naast de buddha beelden zetten voor goed geluk of zo. 's Nachts kroop ik dan in een iglotentje in de kamer waar ik gegeten gehad binnen in hun huis. Zij sliepen allemaal in een andere kamer.
De volgende dag besloot ik om westwaarts te rijden, terug naar Pakse, mijn bottines op te halen en dan naar Kiet Ngong verder te rijden om de dag daarop een tweedaagse trekking in Se Pian National Park te doen. Maar 's morgens deed ik nog een kleine wandeling. Spijtig genoeg had ik mijn camera niet mee, omdat ik mijn batterij aan het opladen was, want er waren toch een paar mooie kiekjes te maken. Het was ook zo dat ik origineel maar van plan was om een klein beetje te wandelen, maar dan verder en verder ging tot het einde van het dorpje waar de mensen kwamen om te bidden en die mijters daar te zetten naast de Buddha en vanaf waar je naar boven kon gaan op een rotsplateau en zo in een twintigtal minuutje bij een waterval terecht kwam. Enfin, na die wandeling ging ik terug naar mijn homestay, nam ik het ontbijt en sprong ik terug op mijn motorfiets. De koffiebonen aan de bomen en al drogend langs de kant van de weg gepasseerd zijnd, kwam ik terug aan in Paksong, waar ik hoogstwaarschijnlijk voor een euro of zo afgezet ben door het mannetje dat me benzine leverde met het manuele pompje (ik heb een fotootje gemaakt), was de weg naar Pakse terug een goeie maar saaiere asfaltbaan. In Pakse haalde ik mijn bottines op en at ik iets en dan sprong ik nog voor een 45tal km op mijn motorfiets. Ik voelde al die ritten wel al een beetje in mijn rug en mijn gezicht was ook wel rood van al die zon. In Kiet Ngong aangekomen ging ik informeren bij de Kingfisher Eco Lodge voor de tweedaagse trekking waarvan sprake in de Lonely Planet. Hij zei dat het normaal alleen voor gasten was, maar dat ik kon meegaan omdat er de volgende dag drie anderen gingen. Twas wel vrij duur, maar ik was er voor gekomen en wilde ook wel nog eens een trek doen, dus ik schreef me in. Daarna reed ik nog een eindje terug en ik vond al redelijk snel een homestay, ook weer met gelijkaardige prijzen. Deze plek was wel veel meer toeristisch dan de vorige plek. Ik had zelfs ook een ticketje moeten kopen om een paar dagen in dat park te verblijven. Na me dan 's avonds gewast te hebben, hadden ze weer gelijkaardig eten klaargemaakt, maar ditmaal geen broccoli maar andere groenten. Nadien aten ze nog met de familie en aten ze kleine visjes en vissaus en zo en ze nodigden me uit om er ook van te eten en ik ging er op in en dat vond ik wel leuk. Twas wel een kleinere familie. De twee meisjes, rond 7-10 jaar geloof ik, waren wel speels en lachs. Had ik er ietsje langer gebleven, dan waren ze ongetwijfeld nog allemaal meer opengebloeid en ging ik nog meer met de kinderen kunnen spelen, want over het algemeen zijn de mensen in het begin toch een beetje verlegen. De vrouw, een dochter die er inwoonde met haar man en moeder van die twee meisjes, vond ik ook wel vriendelijk, omdat ze meer dingen ook ging tonen en zo. 's Avonds probeerden we via mijn klein "Point it" boekje nog een beetje te communiceren en probeerde ik hen duidelijk te maken via de kaartjes waar Belgie lag (wat waarschijnlijk niet echt gelukt is) en dan sliep ik op een matras onder een muskiettennet in de hoek van de ruimte waar die mensen ook sliepen. Wel een beetje weg van hen, want de ruimte was een L-vorm en sliep aan het uiteinde van het korte been van de L. Het enige dat ik had voor de privacy was een doek aan een touw en het donker... Maar dat vind ik dan wel eens goed, want het is meer zoals zij ook leven.
De volgende morgen ging ik vroeg naar de Kingfisher (een soort vogel) Eco Lodge en kwam ik onderweg nog een aantal olifanten langs het wegelingetje tegen, wat wel spectaculair was om langs te passeren. We hadden een Laotiaanse gids en dan was er nog een Nederlands koppel van in de dertig die in Australie woonden die meegingen. Geen onvriendelijke mensen en vrij sportief en avontuurlijk, maar niet zo warm en sociaal en een beetje te serieus voor mij. De andere kerel die meeging was een Fransman die in Canada woonde en hij had ergens een hoge positie bij een internationale bank en had een half jaar vrij genomen tussen twee functies om te reizen. Hij had het lang op voorhand aangevraagd, maar het tijdstip kwam voor hem ideaal uit met de crisis in de bankwereld. Hij was eigenlijk ook meer op zichzelf en ik had geen zeven dagen met hem willen spenderen. Ik vond hem een beetje een dunk van zichzelf hebben. Ik apprecieerde het ook niet zo dat we later op de dag in een dorpje arriveerden en dat hij grappig wilde doen door zichzelf en de dorpelingen Laotianen te noemen en ons "Falang" of vreemdelingen. Voor hem is het natuurlijk een handige truuk om populair te zijn en makkelijker contact te leggen bij de locals, maar het gaat ten koste van de anderen in de groep. Ik heb er geen opmerking over gemaakt, hij zal het waarschijnlijk zelf niet beseft hebben... Ik was ook de enige die een foto van de groep gemaakt heeft tijdens een van de maaltijden, wat eigenlijk op zich bewijst dat de anderen toch niet al te sociaal waren. Maar beter dat dan ruzie in elk geval. Het eerste uur zaten we achteraan op een kleine vrachtwagen langs een hobbelige weg, totdat we in een klein dorpje aankwamen waar de trekking begon. We moesten er onze naam in een register schrijven en er moest een lokale gids van dat dorpje mee (iedereen moet zijn broodje verdienen zeker). De wandeling ging eerst door (droge) rijstvelden en dan door de jungle. Tijdens de wandeling hebben we niet echt beesten gezien, maar de gids stopte nu en dan om te zeggen waarvoor de planten dienden. Zo waren er een soort takken die vanbinnen geel eruit zagen en de dorpelingen verzamelden die om aan de farmaceutische industrie te verkopen. Het was paracetamol gebruikt voor pijnstillers. Zo waren er nog andere planten goed voor het een of het ander en de bladeren van de bananenboom worden voor de typische hoofddeksels gebruikt. Zo was er ook nog een boom waar je een stuk tak van kon kappen als je dorst had en dan liepen er druppels water uit en kon je je dorst lessen. In het midden van de wandeling stopten we bij een opgedroogd riviertje om te lunchen. Ze hadden gebakken rijst met vlees voor ons meegenomen en wat fruit ook. Was wel lekker. In de namiddag kwamen we dan in het dorpje aan. Ik vond dat het er vrij arm uitzag. De mensen zagen er ook niet al te proper uit, met vuile kleren en de kinderen hun haar dikwijls in een nest en veelal zelfs zonder kleren. Veel dorpelingen hadden ook plekken op hun armen en benen van vroegere wondjes die geinfecteerd geraakt zijn. Sinds drie jaar waren ze begonnen met de villagestays. Er was een slaapbungalow voor de gasten en telkens als er iemand kwam, was het een andere familie die de hut proper maakte en de matrassen en muskietennetten erin legde en nadien weer weg bracht, naar een veiligere plaats tegen de ratten. Zo was er ook een beurtrol tussen een tiental families die om de beurt het eten voor de gasten klaarmaakten. Ze hadden die mensen daarin wat opgeleid en het was georganiseerd en het was volgens mij ook wel een mooie inkomstbron voor die mensen. Voor speciale gasten of als je met allemaal samen 15 euro bij elkaar bracht, dan konden ze nog een aantal speciale muziekinstrumenten boven halen en muziek spelen, maar dat was niet inbegrepen in de trekking en hebben we, eerlijk gezegd spijtig genoeg, niet gedaan. Ik had er anders gezegd niet om gegeven om een paar eurootjes meer uit te geven en een leukere avond te hebben. Enfin, we aten ergens in een huis, op het "balkon" eigenlijk en praatten wat via onze gids met een paar mensen en dat was best ook wel leuk.
De dag daarop deden we eerst een ochtendwandeling met de bedoeling van misschien een paar beestjes te zien, maar behalve een paar vogeltjes van ver hebben we niets gespot. Daarna hebben we weer op dezelfde plek in het dorpje ontbeten. Opnieuw kleverige rijst in een rieten mandje (zeer typisch Laotiaans, volgens de etiquette sluit je het potje af als je genoeg hebt gehad), een omelet en wat groenten en dan wat pikante vissaus om de balletjes rijst die je met de handen neemt in te doppen. De handen werden trouwens voor de maaltijd gewassen in een bakje met water en een paar stukjes limoen. Hierna maakten we een wandeling door de jungle, waarbij ik onderweg een aap in de boom heb zien kruipen en waarbij we ook een klein slangetje hebben zien kruipen. We kwamen aan in een ander klein en arm dorpje, ditmaal aan de rivier, waar we lunchten en een pepsi dronken en wat relaxten. Daarna gingen we de rivier op in drie verschillende boten, met drie lokale vrouwen, onze gids en een man die roeiden. Ze mochten wel twee uur roeien en wilden ook niet dat wij hielpen omdat ze waarschijnlijk dachten dat wij er niets van zouden bakken (en ze zouden wel eens gelijk kunnen gehad hebben haha). Het water stond ook vrij laag en we zigzagden traag maar zeker op de rivier tot aan de dam bij het dorpje waar we onze trektocht gestart waren. Het meisje achter mij had wel een paar blaren op haar hand na al dat roeien. En dan moesten ze nog heel de weg terug! Na een vijftal minuten kwamen we dan bij ons transport en reden we op dezelfde manier als we gekomen waren terug naar de Kingfisher Eco Lodge. Daar sprong ik op mijn bromfiets en ging ik nog eens terug naar de mensen waar ik in het dorpje verbleven had. Ik had er immers mijn fleece trui laten liggen. De meisjes waren blij om me terug te zien en eigenlijk had ik ergens nog willen blijven om een beetje met ze te spelen, maar ik betaalde ook 6.5 euro voor de bromfiets en had mijn gedachten er al op gezet om nog die avond terug naar Pakse te rijden en de bromfiets in te leveren. In Pakse ging ik met de bromfiets op zoek naar een andere slaapplaats en kon een kamer met eigen badkamer voor 40000 kip per nacht vinden in Noknoi guesthouse. Een Braziliaan die er verbleven had, had me de plek aangeraden voordat ik de bus naar Pakse nam en toen ik het bordje zag hangen, herinnerde ik me de naam. De mensen waren er vrij vriendelijk en ik was content met de plaats.
De volgende morgen bleef ik wat langer in bed liggen en ging ik dan wat dollars afhalen voor in Cambodia. Ik ging op mijn eigen naar Don Det, een van de "4000" eilanden in de Mekong in het zuiden van Laos en nam hiervoor eerst een tuktuk naar het zuidelijke busstation (na onderhandeling en wegloopmaneuvre voor 10000 kip), vanwaar ik dan een ander soort tuktuk nam voor een 150tal km naar de plek waar de bootoverzet naar Don Det en Don Khon was. Dat koste maar 30000 kip. Tzijn altijd de lokale tuktuks die in verhouding met de afstand veel geld kosten en tword ook altijd afgerond naar 10000 kip dat bijna een euro is... Enfin, die rit was wel eens een belevenis. Ik was de enige buitenlander en ze stopten eens langs de weg om rotan meubelen te kopen en dan stopten ze nog ergens anders en staken de mensen die eten verkochten vanalles, maar vooral gebakken stukken kip op stokken tussen onze hoofden door. Ik kocht ook wat voedsel en at het dan later op het eiland op. De boot naar het eiland kostte 15000 kip, maar toen ik net betaald had, vroeg er een Laotiaan, Mr. Wankham blijkbaar, of ik al een plaats had om te slapen en ik zei neen en hij zei "kom maar met mij mee" en ik sprong in zijn boot en hij bracht me naar zijn plek waar hij "bungalows" (of anders gezegd houten hutjes) voor 20000 kip verhuurde, die aan de zuidoostkant van Don Det gelegen was. Dat was wel een gemak en het was ook beter dan de drukke en duurdere noordelijke kant van het eiland, waar iedereen anders standaard afgedropt wordt na de overzetboot. Het was wel een klein half uur zelfs om naar daar te wandelen. Het was donker toen ik er aankwam en ik at het eten op dat ik onderweg gekocht had, maakte er een praatje met een Japanner die er verbleven had en maakte nog een wandelingetje met mijn zaklamp, maar er was eigenlijk niets te doen 's avonds, dus ging ik maar heel vroeg slapen.
en het grappige is dat ze ook allemaal meteen je telefoonnummer willen daar.
De volgende dag had ik besloten om opnieuw mijn eigen weg te gaan. Ik had in de Lonely Planet gelezen over een meerdaagse tocht per motorfiets waarbij je grote watervallen te zien kon krijgen die dikwijls niet aangeduid stonden en weg van het algemene toeristencircuit dus ik had er wel zin in. Ik stak het minimum dat ik nodig had in mijn dagrugzak en liet de grote rugzak achter in mijn guesthouse. Daarna nam ik afscheid van de anderen waarmee ik de vorige dag opgetrokken had en ging ik een motorfiets huren voor een aantal dagen (met mijn paspoort als waarborg). De eerste etappe in "The Southern Swing" ging naar de watervallen van Tad Lo ten noorden van het Bolavenplateau, waar er volgens LP een klein backpackersdorpje was maar "zonder de backpackers". Bij aankomst moest ik afslaan naar rechts op een steengruisweg en na een paar honderd meter liep het meteen mis. Ik ging een beetje te snel over een lichte heuvel toen ik opeens zag dat er grotere steenbrokken en putten van het midden tot de rechterkant van de baan lagen en ik moest remmen. Tprobleem is natuurlijk dat als je niet gewoon bent van met een motorfiets te rijden dat je sneller de handrem vindt dan de voetrem, in het bijzonder bij deze motorfietsen die afgestemd zijn op de kleinere Aziaten. De voetrem staat namelijk op een hoger of gelijk niveau dan de pedaal waar je je voet continu zet, in plaats van een klein beetje lager, zodat je je voet eigenlijk constant in een hoek naar boven zou moeten krullen om tijdens het rijden niet op de rem te duwen... Enfin, ik had een paar schrammen en de motorfiets had ook niet te veel, dus het was een goedkope les voor het vervolg. Voor een halve euro plooiden ze de rempedaal en de steunpedaal weer recht en later heb ik nog drie euro betaald om een lichtje vooraan te vervangen. Na de reparatie ging ik naar het backpackersdorpje en ik stopte bij Tim Guesthouse omdat het in de Lonely Planet vermeld stond en ze zeiden goed voor informatie, maar ik vond ze toch niet al te vriendelijk daar. Ze spraken ook niet zo goed Engels, maar ze noemden het Tim Guesthouse waarschijnlijk als een soort van trucje zodat je zou denken dat het een buitenlander is die opent of dat ze op zijn minst goed Engels kunnen. Enfin, ik was net gevallen met die motorfiets en vuil en had geen goesting om rond te kijken, dus stelde ik me tevreden met die bamboehut voor vier euro. Ik dacht van mezelf ook eens te verwennen met een steak met frieten, maar het duurde een half uur voordat ze eraan begonnen en bleek dan nog dat ze hem een ander half uur lang gebakken hadden. Veel bacterien gingen dat niet overleven... 's Avonds en de volgende morgen ging ik elders eten, waar het goedkoper was en de mensen me vriendelijker bedienden. Tad Lo was anders wel een leuk backpackersdorpje waar iedereen met iedereen praatte en met nog niet al te veel backpackers en in het bijzonder niet degene die enkel komen om te feesten. Je kon er ook op een olifant rijden, maar dat heb ik niet gedaan. De avond dat ik er toekwam, heb ik me gebaad in een van de watervallen en 's anderendaags ben ik weer vertrokken.
De dag daarop ging het dan richting Attapeu via Sekong, langs asfaltweg. Ik herinner me nog dat ik bijna zonder nafte zat en het telkens uitstelde en dan voor de eerste keer bij de dorpspomp ging tanken. Ze gaven me de brandstof met de rode kleur. Onderweg sloeg ik nog ergens af in een erbarmelijk slagje om een waterval te gaan bekijken en er waren heel veel mensen en kinderen daar aan het zwemmen, maar had er niet zoveel zin in. Ik ging terug en een ander slagje in tot aan de rivier en zette me een half uurtje met de lokalen en kwam nog een Zweed tegen. Ze waren stenen uit de rivier aan het halen met een kraan en besproeiden dat dan met water, maar wat de exacte bedoeling was, kwam ik niet echt te weten want niemand sprak Engels. In Attapeu aangekomen, ging ik wat rond bij verschillende hotels om te vergelijken, want ik had de motorfiets en moest geen zware rugzak sleuren... zo handig! Uiteindelijk nam ik iets van 4 euro. Ik herinner me nog dat ik een ananas en een mango kocht op de markt, aan een faire prijs maar onrijp... en dan ging ik nog goedkoop eten in een klein lokaal restaurantje met vriendelijke mensen en ik liep 's avonds nog eens uit verveling door de stad en speelde een tijdje volleybal met drie Laotiaanse meisjes op straat, kwam twee Finse meisjes tegen en liep nog ergens voorbij waar een meisje uit een groepje op een terras me vroeg "Do you want to make love with me?" Ik zei "No thank you" en ging uiteindelijk maar naar mijn hotel want er was daar toch niets te doen. Op zich was het wel leuk om eens uit de toeristenbuurt te zijn. Er was voor zover ik weet zelfs geen reisbureau daar. Twas gewoon een rustige provinciale stad naast de Sekong rivier.
De volgende morgen ben ik dan maar weer vertrokken, een eindje terug naar vanwaar ik kwam, om dan van oost naar west langs een rode stofbaan het Bolavenplateau op te rijden. Vanaf die afslag was het volgens de reisgids 16km tot een eerste waterval en 18km tot een tweede, niet aangeduide waterval, maar het kwam niet overeen met de kilometerteller van mijn motorfiets :-( Ik was er dus eerst gepasseerd, maar ben dan een eind teruggekeerd tot de drie bruggen en heb dan uiteindelijk in ware verkennerstijl elk klein paadje dat in het bos liep langs beide zijden van de weg uitgespit. Meestal stopten die paadjes, maar hoorde ik dan het lawaai van water en ging ik verder door het bos en kwam ik bij de rivier met wat kleinere watervallen. Enfin, na bijna twee uur in de hitte zag ik opeens de eerste grote waterval van ver aan de rechterkant van de weg. Er bleek nog een redelijk breed pad naartoe te zijn en waarschijnlijk zal dit binnen een aantal jaar ook gecommercialiseerd zijn. Een kleine 2 km verderop zag ik dan een tweede pad dat redelijk breed was aan de linkerkant en wandelde ik dan totdat ik Nam Tak Katamtok kon zien, een van de grootste watervallen van Laos en zeker de grootste niet aangeduide waterval! Hier kon je in tegenstelling tot de vorige waterval er niet vlakbij komen. Uiteindelijk leverde het wel een voldoening op toen ik de watervallen vond. Toen ik aankwam op het Bolavenplateau in Paksong, na de laatste tien km al zigzaggend een asfaltweg vol met potgaten getrotseerd te hebben, at ik er iets en keek ik nog eens in mijn reisgids en het bleek dat er een klein dorpje nog een tiental km verder lag langs een afslagje via een steenbrokkenweg, waar je ook homestay kon doen, dus ik dacht om dat eens te proberen. Ik kwam er aan toen het net donker was en vroeg voor homestay en kon er blijven. Twas wel veel duurder (25000 kip en 25000 kip voor elke maaltijd) dan de spotgoedkope prijzen die ik van sommige andere mensen gehoord heb en waarschijnlijk omdat het in de reisgids stond en er al anderen voor mij geweest zijn en ze vaste en dus hogere prijzen geintroduceerd hebben in dat dorpje. Op zich steun je er de mensen wel mee en is het een unieke ervaring om er eens bij een familie te verblijven, maar twas wel niet zo dat ik daar de eerste westerling ooit bij die familie was of zo. Het leuke was ook dat ik van de hele dag geen enkele westerling gezien had. Die mensen bakten ratten voor zichzelf, maar mij gaven ze iets anders. Toen ik er aankwam dronk ik eerst iets met hen en dan ging ik me wassen in mijn onderbroek met water van een kuip buiten in het donker. Gelukkig had ik nog het zaklampje van Japan. Ze boden me een bakje aan met een tandenborstel, tandpasta en zeep, maar ik gebruikte toch liever mijn eigen spullen ;-) Het was een grote familie met veel kinderen en nadat ik dan eten kreeg, wat neerkwam op een omelet, wat broccoli en wat sticky rijst voor zover ik me herinner, babbelde ik nog wat met hen voor zover mogelijk, maar ze kenden "Belgium" natuurlijk niet... De meisjes waren met bladeren een soort mijters aan het maken die ze dan de dag nadien naast de buddha beelden zetten voor goed geluk of zo. 's Nachts kroop ik dan in een iglotentje in de kamer waar ik gegeten gehad binnen in hun huis. Zij sliepen allemaal in een andere kamer.
De volgende dag besloot ik om westwaarts te rijden, terug naar Pakse, mijn bottines op te halen en dan naar Kiet Ngong verder te rijden om de dag daarop een tweedaagse trekking in Se Pian National Park te doen. Maar 's morgens deed ik nog een kleine wandeling. Spijtig genoeg had ik mijn camera niet mee, omdat ik mijn batterij aan het opladen was, want er waren toch een paar mooie kiekjes te maken. Het was ook zo dat ik origineel maar van plan was om een klein beetje te wandelen, maar dan verder en verder ging tot het einde van het dorpje waar de mensen kwamen om te bidden en die mijters daar te zetten naast de Buddha en vanaf waar je naar boven kon gaan op een rotsplateau en zo in een twintigtal minuutje bij een waterval terecht kwam. Enfin, na die wandeling ging ik terug naar mijn homestay, nam ik het ontbijt en sprong ik terug op mijn motorfiets. De koffiebonen aan de bomen en al drogend langs de kant van de weg gepasseerd zijnd, kwam ik terug aan in Paksong, waar ik hoogstwaarschijnlijk voor een euro of zo afgezet ben door het mannetje dat me benzine leverde met het manuele pompje (ik heb een fotootje gemaakt), was de weg naar Pakse terug een goeie maar saaiere asfaltbaan. In Pakse haalde ik mijn bottines op en at ik iets en dan sprong ik nog voor een 45tal km op mijn motorfiets. Ik voelde al die ritten wel al een beetje in mijn rug en mijn gezicht was ook wel rood van al die zon. In Kiet Ngong aangekomen ging ik informeren bij de Kingfisher Eco Lodge voor de tweedaagse trekking waarvan sprake in de Lonely Planet. Hij zei dat het normaal alleen voor gasten was, maar dat ik kon meegaan omdat er de volgende dag drie anderen gingen. Twas wel vrij duur, maar ik was er voor gekomen en wilde ook wel nog eens een trek doen, dus ik schreef me in. Daarna reed ik nog een eindje terug en ik vond al redelijk snel een homestay, ook weer met gelijkaardige prijzen. Deze plek was wel veel meer toeristisch dan de vorige plek. Ik had zelfs ook een ticketje moeten kopen om een paar dagen in dat park te verblijven. Na me dan 's avonds gewast te hebben, hadden ze weer gelijkaardig eten klaargemaakt, maar ditmaal geen broccoli maar andere groenten. Nadien aten ze nog met de familie en aten ze kleine visjes en vissaus en zo en ze nodigden me uit om er ook van te eten en ik ging er op in en dat vond ik wel leuk. Twas wel een kleinere familie. De twee meisjes, rond 7-10 jaar geloof ik, waren wel speels en lachs. Had ik er ietsje langer gebleven, dan waren ze ongetwijfeld nog allemaal meer opengebloeid en ging ik nog meer met de kinderen kunnen spelen, want over het algemeen zijn de mensen in het begin toch een beetje verlegen. De vrouw, een dochter die er inwoonde met haar man en moeder van die twee meisjes, vond ik ook wel vriendelijk, omdat ze meer dingen ook ging tonen en zo. 's Avonds probeerden we via mijn klein "Point it" boekje nog een beetje te communiceren en probeerde ik hen duidelijk te maken via de kaartjes waar Belgie lag (wat waarschijnlijk niet echt gelukt is) en dan sliep ik op een matras onder een muskiettennet in de hoek van de ruimte waar die mensen ook sliepen. Wel een beetje weg van hen, want de ruimte was een L-vorm en sliep aan het uiteinde van het korte been van de L. Het enige dat ik had voor de privacy was een doek aan een touw en het donker... Maar dat vind ik dan wel eens goed, want het is meer zoals zij ook leven.
De volgende morgen ging ik vroeg naar de Kingfisher (een soort vogel) Eco Lodge en kwam ik onderweg nog een aantal olifanten langs het wegelingetje tegen, wat wel spectaculair was om langs te passeren. We hadden een Laotiaanse gids en dan was er nog een Nederlands koppel van in de dertig die in Australie woonden die meegingen. Geen onvriendelijke mensen en vrij sportief en avontuurlijk, maar niet zo warm en sociaal en een beetje te serieus voor mij. De andere kerel die meeging was een Fransman die in Canada woonde en hij had ergens een hoge positie bij een internationale bank en had een half jaar vrij genomen tussen twee functies om te reizen. Hij had het lang op voorhand aangevraagd, maar het tijdstip kwam voor hem ideaal uit met de crisis in de bankwereld. Hij was eigenlijk ook meer op zichzelf en ik had geen zeven dagen met hem willen spenderen. Ik vond hem een beetje een dunk van zichzelf hebben. Ik apprecieerde het ook niet zo dat we later op de dag in een dorpje arriveerden en dat hij grappig wilde doen door zichzelf en de dorpelingen Laotianen te noemen en ons "Falang" of vreemdelingen. Voor hem is het natuurlijk een handige truuk om populair te zijn en makkelijker contact te leggen bij de locals, maar het gaat ten koste van de anderen in de groep. Ik heb er geen opmerking over gemaakt, hij zal het waarschijnlijk zelf niet beseft hebben... Ik was ook de enige die een foto van de groep gemaakt heeft tijdens een van de maaltijden, wat eigenlijk op zich bewijst dat de anderen toch niet al te sociaal waren. Maar beter dat dan ruzie in elk geval. Het eerste uur zaten we achteraan op een kleine vrachtwagen langs een hobbelige weg, totdat we in een klein dorpje aankwamen waar de trekking begon. We moesten er onze naam in een register schrijven en er moest een lokale gids van dat dorpje mee (iedereen moet zijn broodje verdienen zeker). De wandeling ging eerst door (droge) rijstvelden en dan door de jungle. Tijdens de wandeling hebben we niet echt beesten gezien, maar de gids stopte nu en dan om te zeggen waarvoor de planten dienden. Zo waren er een soort takken die vanbinnen geel eruit zagen en de dorpelingen verzamelden die om aan de farmaceutische industrie te verkopen. Het was paracetamol gebruikt voor pijnstillers. Zo waren er nog andere planten goed voor het een of het ander en de bladeren van de bananenboom worden voor de typische hoofddeksels gebruikt. Zo was er ook nog een boom waar je een stuk tak van kon kappen als je dorst had en dan liepen er druppels water uit en kon je je dorst lessen. In het midden van de wandeling stopten we bij een opgedroogd riviertje om te lunchen. Ze hadden gebakken rijst met vlees voor ons meegenomen en wat fruit ook. Was wel lekker. In de namiddag kwamen we dan in het dorpje aan. Ik vond dat het er vrij arm uitzag. De mensen zagen er ook niet al te proper uit, met vuile kleren en de kinderen hun haar dikwijls in een nest en veelal zelfs zonder kleren. Veel dorpelingen hadden ook plekken op hun armen en benen van vroegere wondjes die geinfecteerd geraakt zijn. Sinds drie jaar waren ze begonnen met de villagestays. Er was een slaapbungalow voor de gasten en telkens als er iemand kwam, was het een andere familie die de hut proper maakte en de matrassen en muskietennetten erin legde en nadien weer weg bracht, naar een veiligere plaats tegen de ratten. Zo was er ook een beurtrol tussen een tiental families die om de beurt het eten voor de gasten klaarmaakten. Ze hadden die mensen daarin wat opgeleid en het was georganiseerd en het was volgens mij ook wel een mooie inkomstbron voor die mensen. Voor speciale gasten of als je met allemaal samen 15 euro bij elkaar bracht, dan konden ze nog een aantal speciale muziekinstrumenten boven halen en muziek spelen, maar dat was niet inbegrepen in de trekking en hebben we, eerlijk gezegd spijtig genoeg, niet gedaan. Ik had er anders gezegd niet om gegeven om een paar eurootjes meer uit te geven en een leukere avond te hebben. Enfin, we aten ergens in een huis, op het "balkon" eigenlijk en praatten wat via onze gids met een paar mensen en dat was best ook wel leuk.
De dag daarop deden we eerst een ochtendwandeling met de bedoeling van misschien een paar beestjes te zien, maar behalve een paar vogeltjes van ver hebben we niets gespot. Daarna hebben we weer op dezelfde plek in het dorpje ontbeten. Opnieuw kleverige rijst in een rieten mandje (zeer typisch Laotiaans, volgens de etiquette sluit je het potje af als je genoeg hebt gehad), een omelet en wat groenten en dan wat pikante vissaus om de balletjes rijst die je met de handen neemt in te doppen. De handen werden trouwens voor de maaltijd gewassen in een bakje met water en een paar stukjes limoen. Hierna maakten we een wandeling door de jungle, waarbij ik onderweg een aap in de boom heb zien kruipen en waarbij we ook een klein slangetje hebben zien kruipen. We kwamen aan in een ander klein en arm dorpje, ditmaal aan de rivier, waar we lunchten en een pepsi dronken en wat relaxten. Daarna gingen we de rivier op in drie verschillende boten, met drie lokale vrouwen, onze gids en een man die roeiden. Ze mochten wel twee uur roeien en wilden ook niet dat wij hielpen omdat ze waarschijnlijk dachten dat wij er niets van zouden bakken (en ze zouden wel eens gelijk kunnen gehad hebben haha). Het water stond ook vrij laag en we zigzagden traag maar zeker op de rivier tot aan de dam bij het dorpje waar we onze trektocht gestart waren. Het meisje achter mij had wel een paar blaren op haar hand na al dat roeien. En dan moesten ze nog heel de weg terug! Na een vijftal minuten kwamen we dan bij ons transport en reden we op dezelfde manier als we gekomen waren terug naar de Kingfisher Eco Lodge. Daar sprong ik op mijn bromfiets en ging ik nog eens terug naar de mensen waar ik in het dorpje verbleven had. Ik had er immers mijn fleece trui laten liggen. De meisjes waren blij om me terug te zien en eigenlijk had ik ergens nog willen blijven om een beetje met ze te spelen, maar ik betaalde ook 6.5 euro voor de bromfiets en had mijn gedachten er al op gezet om nog die avond terug naar Pakse te rijden en de bromfiets in te leveren. In Pakse ging ik met de bromfiets op zoek naar een andere slaapplaats en kon een kamer met eigen badkamer voor 40000 kip per nacht vinden in Noknoi guesthouse. Een Braziliaan die er verbleven had, had me de plek aangeraden voordat ik de bus naar Pakse nam en toen ik het bordje zag hangen, herinnerde ik me de naam. De mensen waren er vrij vriendelijk en ik was content met de plaats.
De volgende morgen bleef ik wat langer in bed liggen en ging ik dan wat dollars afhalen voor in Cambodia. Ik ging op mijn eigen naar Don Det, een van de "4000" eilanden in de Mekong in het zuiden van Laos en nam hiervoor eerst een tuktuk naar het zuidelijke busstation (na onderhandeling en wegloopmaneuvre voor 10000 kip), vanwaar ik dan een ander soort tuktuk nam voor een 150tal km naar de plek waar de bootoverzet naar Don Det en Don Khon was. Dat koste maar 30000 kip. Tzijn altijd de lokale tuktuks die in verhouding met de afstand veel geld kosten en tword ook altijd afgerond naar 10000 kip dat bijna een euro is... Enfin, die rit was wel eens een belevenis. Ik was de enige buitenlander en ze stopten eens langs de weg om rotan meubelen te kopen en dan stopten ze nog ergens anders en staken de mensen die eten verkochten vanalles, maar vooral gebakken stukken kip op stokken tussen onze hoofden door. Ik kocht ook wat voedsel en at het dan later op het eiland op. De boot naar het eiland kostte 15000 kip, maar toen ik net betaald had, vroeg er een Laotiaan, Mr. Wankham blijkbaar, of ik al een plaats had om te slapen en ik zei neen en hij zei "kom maar met mij mee" en ik sprong in zijn boot en hij bracht me naar zijn plek waar hij "bungalows" (of anders gezegd houten hutjes) voor 20000 kip verhuurde, die aan de zuidoostkant van Don Det gelegen was. Dat was wel een gemak en het was ook beter dan de drukke en duurdere noordelijke kant van het eiland, waar iedereen anders standaard afgedropt wordt na de overzetboot. Het was wel een klein half uur zelfs om naar daar te wandelen. Het was donker toen ik er aankwam en ik at het eten op dat ik onderweg gekocht had, maakte er een praatje met een Japanner die er verbleven had en maakte nog een wandelingetje met mijn zaklamp, maar er was eigenlijk niets te doen 's avonds, dus ging ik maar heel vroeg slapen.
dinsdag 3 maart 2009
Vientiane
Ik wist op voorhand dat accomodatie in Vientiane schaars is t.o.v. de vraag en dat was niet anders toen ik er een kamer zocht. In de meeste pensions die ik afging waren de goedkoopste kamers volzet en bij enkele dacht ik bij wijze van spreken "dan slaap ik nog liever op straat". Zo was er ergens een goedkope dormitory, maar die slaapzaal had zelfs geen deur. Ik nam de trap om een kamer te bekijken en passeerde onderweg een zaal met een paar bedden en ik herinner me o.a. een kerel die daar in zijn slip op zijn bed lag te rusten, zonder bedekking, zodat iedereen dat kon zien en ik dacht bij mezelf "Dit moet echt wel een marginaal oord zijn...". Ik twijfel zelfs of er bedovertrekken op die matrassen daar lagen... Uiteindelijk werd ik het rondvragen beu en het resterende aanbod ging er niet beter op worden integendeel, dus ging ik akkoord met een kleine oude kamer zonder badkamer voor 70000 kip. Ze waren er wel vrij vriendelijk, wat in Laos toch af en toe ook wel eens deugd doet, want qua service en klantvriendelijkheid moet je in Laos niet al te veel verwachten. Veel glimlachen kan er meestal niet van af en de meesten zijn redelijk koel en wat stug in de omgang. De keren dat je dan wel een vriendelijke service krijgt, ben je ze er dan ook extra dankbaar voor... Dat neemt niet weg dat mijn kamer maar vierderangs was en duur. Maar er zaten tenminste geen beesten! In de volgende dagen zou ik van een andere reiziger iets horen over lawaai van rattenvallen die af en toe dichtklappen en van een paar anderen en via de blog van twee Zwitsers die ik in China ontmoet heb, over rode plekken en jeuk van insectenbeten, vermoedelijk veroorzaakt door bedwantsen. Die rode plekken gingen ook niet direct na een paar dagen weg naar het schijnt... Zij waren verbleven op sommige van de goedkoopste plaatsen of op die slaapzaal. Dan was ik toch even blij dat ik een paar euro's meer betaald had voor een kamer voor mij (helemaal) alleen ;-)
Vientiane, de hoofdstad van Laos, bleek op zich wel charme te hebben, maar het was opvallend hoeveel blanke zielen je er in het centrum weer tegenkwam. Eetgelegenheden waren weer, op een paar plaatsjes voor noedelsoep na, uitsluitend op de toeristen of de expats of sommige rijkere Laotianen gericht. Wel een overvloed aan internationale keukens, zoals vermeld in Lonely Planet en ook logischerwijze goedkoper dan dat je het bij ons gaat eten, maar ik kom echt niet naar Laos om Indisch of Turks te gaan eten... Vientiane is gelegen aan de Mekong rivier en aan de overkant ligt Thailand. De nabijheid van Thailand kan je anders ook merken aan het aantal homo's en ladyboys die je tegenkomt. Als er iemand van hetzelfde geslacht je op straat aanspreekt en het is geen tuk tuk chauffeur, dan heb je veel kans dat zijn lievelingsfruit banaan is. Ik had al eens een anecdote hierover opgevangen van een andere reiziger en George had me in Vang Vieng grappend verteld dat het in Vientiane wellicht makkelijker was om een jongen op te pikken dan een meisje. Ik ontmoette ook weer dezelfde reizigers en de tweede avond ging ik met Marshall en Bevin iets eten in een van de openluchtrestaurants naast de rivier en van de vijf meisjes die er bedienden waren er drie die geboren waren met een voorwaarts staartje tussen de benen ;-) Ik heb niet gevraagd of het er nog steeds hing...
De volgende dag stond ik vroeg op (ik werd vroeg wakker) en ging ik naar het Thais consulaat om een Thais visum aan te vragen. Normaal gezien heb je voor Thailand geen visum nodig en als je vliegt krijg je 30 dagen, maar als je over land binnen komt, krijg je, sinds heel recent maar vijftien dagen meer. Dat vond ik toch wat te weinig om op mijn gemak daar te zijn. Het was twee of drie km naar het consulaat en die schurken van tuktuk chauffeurs durfden hiervoor 40000 kip te vragen dus ik besloot wijselijk te wandelen. Rond 7 uur 's morgens stond ik daar: ik heb geleerd dat je bij consulaten en ambassades beter twee uur voor openingstijd gaat zodat je dezelfde dag zeker nog aan de beurt komt. Op dat moment kon je het volk nog op de twee handen tellen. Maar blijkbaar hadden ze nog een kopie van mijn paspoort en visum nodig, dus moest ik die eerst nog zien te kunnen kopieren. In plaats van twee of drie euro en mijn paspoort aan een ventje op een motorfiets te geven, besloot ik dat zelf in orde te brengen en ik was niet de enige. Ik raakte aan de praat met Ly, een Laotiaan die dertig jaar in Frankrijk gewoond heeft en nu sinds een vijftal jaar in Thailand woonde. Hij moest ook nog die kopies maken en we wachtten samen voor een winkel totdat die openging. Uiteindelijk hadden we geluk want om 7u20 ging de winkel al open en konden we onze kopies maken. Ly betaalde voor mij. We schoven weer aan en op dat moment waren er al 35 voor ons. Aan de ambassade was er een man die probeerde applicatieformulieren aan de wachtenden te verkopen en plastic omhulsels voor rond het paspoort en hij sprak iedereen aan met een ernst alsof hij van de ambassade zelf was. Hij vroeg oa of je het formulier al had ingevuld. Blijkbaar zijn er genoeg stommeriken dat hij er zijn brood mee kon verdienen. Onderaan op die applicatieformulieren stond er zelfs nog eens gedrukt dat je ze niet mocht verkopen... Ly had nog een formulier over en ik mocht het gebruiken zodat ik niet meer moest wachten totdat ik binnen was om een formulier te bemachtigen en in te vullen en ik het op mijn gemak kon doen. Uiteindelijk werden we rond 9u30 binnen gelaten en kregen we elk een nummer en moesten we naar voren komen met de documenten wanneer het nummer (enkel in het Engels en niet in het Laotiaans!) afgeroepen werd. Het ging vrij vlot. Nadien moesten we in een ander zaaltje even wachten om te betalen en de volgende namiddag konden we dan het visum komen ophalen. Ly vroeg me wat ik van Laos en de Laotianen vond en ik wou niet al te negatief doen, maar toen zei hij zelf wat er in mijn gedachten zat en kon ik me er volledig in vinden en deed het deugd dat ik niet alleen met mijn ideeen stond. Hij zei zelf dat veel Laotianen niet weten wat een vriendelijke service is. Zo ga je in sommige plaatsen eten en komen ze nog niet naar je om te vragen wat je wilt eten en het onthaal is dikwijls maar koeltjes. Hij zei dat de Laotianen wat wantrouwig zijn t.o.v. de onbekende medemens. Hij zei dat er in Thailand veel meer toeristen nog waren, maar dat ze daar weten wat service is en er klaar voor zijn. In Laos zijn er veel toeristen, maar ze zijn er totaal niet klaar voor. Qua faciliteiten is er volgens mij voldoende, maar de mentaliteit van de Laotianen is er inderdaad niet klaar voor. Ze willen alleen het geld, maar niet de toeristen zelf, zo voelde ik en nog andere reizigers het aan. Ly vertelde dat de Laotianen geen goede zakenlui zijn en dat dat er ook mee te maken heeft. Laos is ook vrij lang afgesloten geweest en exporteert ook bijna niets, dus zoveel hebben ze idd niet kunnen oefenen.
Ly was van de Mong etniciteit, een van de basis bevolkingsgroepen in Laos. De drie grote groepen mensen in Laos zijn Lao, Mong en Khmu. De laatste hebben een donkerdere huid en er wordt door de andere twee groepen dan ook wat op neergekeken (Tis overal hetzelfde...). De Mong bevolken de hooglanden en hebben tijdens de oorlog meegevochten met de Amerikanen. Na de oorlog zijn er daardoor veel Mong gevlucht naar Amerika en Frankrijk. (Tot een aantal jaren geleden was er zelfs een klein aantal Mong rebellen die de strijd niet opgegeven had, maar die leefden in erg armtierige omstandigheden ergens ver weg in de jungle en werden bejaagd door het leger.) De Mong kunnen twee of drie vrouwen hebben als ze willen en zo moeilijk was dat ook niet door al de mannen die in de oorlog gestorven waren. De knapste Mong meisjes trouwen allemaal met Mong die nu in Amerika of in Frankrijk wonen en dus poen hebben, veelal jonge meisjes met veel oudere mannen. In elk geval, Ly heeft dus na de oorlog dertig jaar in Frankrijk gewoond en sprak beter Frans dan Engels. Zijn (enige) vrouw was een vijftal jaar geleden opeens overleden en zijn kinderen waren volwassen en dan is hij hertrouwd met een Thaise (Mong) vrouw en nu leeft hij in Thailand, in Changmai, een toeristische bergachtige provincie in het Noord-Westen tegen de grens met Birma. Voor zover ik weet is hij landbouwer en elke drie maand maakt hij de trip naar Laos om een nieuw Thais visum aan te vragen. Hij bracht me nog naar een Vietnamese eetgelegenheid naast de markt en we aten als lunch (eigenlijk ontbijt) spring rolls en noedelsoep en hij kocht nog een stokbrood gevuld met groenten en patee (iets typisch Vietnamees geloof ik) en gaf mij de helft. Hij wilde me per se trakteren. Twas een heel vriendelijke man en hij gaf me zijn telefoonnummer en als ik in Thailand was, mocht ik hem bellen en als hij tijd had, kon hij me daar dingen laten zien.
Daarna ging ik terug naar waar ik verbleef, maar ik ging met mijn bagage naar een ander pension om de hoek, waar ik een betere kamer voor hetzelfde geld had. Ik had voordien wel nog eens rondgevraagd, maar de goedkopere kamers hadden ze niet meer. Daarna ging ik op zoek naar de National Shooting Range, de schietstand dus. Ik heb dan eens een paar pistolen uitgeprobeerd, wat ik voordien nog nooit had gedaan. Ik heb met een Russische Moloko of zoiets geschoten, met een Colt en met een Smith And Wesson. Veel kogels heb ik wel niet afgevuurd, want het was redelijk duur en twas meer om eens te weten hoe het aanvoelt. Daarna ben ik gaan zwemmen in het Nationaal zwembad. Nadat ik een paar rondjes had gezwommen en er even uit ging, kon ik mijn ogen haast niet meer openhouden. Ik heb ze dan proberen uit te spoelen met water uit een douche en met drinkwater, maar het had bijna geen effect. Ik heb een paar uur rondgelopen met wenende spleetogen. Ik weet nog altijd niet wat ze juist in dat zwembad deden. Trookt niet naar chloor en ik had geen zoute smaak in mijn mond, maar twas in elk geval een paardenmiddel. Marshall vertelde me later die avond dat hij er ook veel last van gehad heeft.
De volgende dag huurde ik dan een fiets en ging ik in de namiddag mijn Thais visum ophalen. Ik was wat later en kwam Ly nog eens tegen op straat toen hij al op weg was naar het busstation met zijn visum op zak en sloeg opnieuw een babbeltje. Ik moest opnieuw wachten, maar ditmaal omdat ik laat was en er veel voor waren. Daarna fietste ik naar een van de bezienswaardigheden in Vientiane, de tempel Wat Phu Luang, met een stupa bedekt met heel veel goudverf (wat ze in Laos trouwens in overvloed gebruiken in de tempelcomplexen). Toch zag het er naar uit dat ze het binnenkort nog eens zouden mogen herschilderen... Dan fietste ik nog eens naar de Cambodiaanse ambassade om te zien of er informatie uithing over een visum, maar er hing niets uit. Ik besloot dan maar om het visum aan de grens te krijgen, voor 20 dollar (+ 1 dollar voor de zakken van de douane bleek later) in plaats van de 35 dollar die de reisbureaus ervoor vroegen. 's Avonds heb ik dan nog eens een praatje gemaakt met een aantal mensen in het centrum van de stad, op een plein waar een soort Laotiaanse Arc de Triomphe met vier poorten stond (Patuxai genaamd), alvorens de fiets terug te brengen.
De volgende dag heb ik dan niet te veel meer gedaan. Ik heb een ticket gekocht via mijn pension voor een nachtbus naar het zuiden, naar Pakse, en het bleek een volkomen toeristenbus te zijn, nooit eerder totnutoe meegemaakt op mijn reis! Er waren langs weerszijden van het gangpad bedden voor twee personen in twee verdiepingen en achterin de bus, waar ik lag, lagen we met vier naast elkaar. De volgende morgen kwamen we dan aan in Pakse...
Vientiane, de hoofdstad van Laos, bleek op zich wel charme te hebben, maar het was opvallend hoeveel blanke zielen je er in het centrum weer tegenkwam. Eetgelegenheden waren weer, op een paar plaatsjes voor noedelsoep na, uitsluitend op de toeristen of de expats of sommige rijkere Laotianen gericht. Wel een overvloed aan internationale keukens, zoals vermeld in Lonely Planet en ook logischerwijze goedkoper dan dat je het bij ons gaat eten, maar ik kom echt niet naar Laos om Indisch of Turks te gaan eten... Vientiane is gelegen aan de Mekong rivier en aan de overkant ligt Thailand. De nabijheid van Thailand kan je anders ook merken aan het aantal homo's en ladyboys die je tegenkomt. Als er iemand van hetzelfde geslacht je op straat aanspreekt en het is geen tuk tuk chauffeur, dan heb je veel kans dat zijn lievelingsfruit banaan is. Ik had al eens een anecdote hierover opgevangen van een andere reiziger en George had me in Vang Vieng grappend verteld dat het in Vientiane wellicht makkelijker was om een jongen op te pikken dan een meisje. Ik ontmoette ook weer dezelfde reizigers en de tweede avond ging ik met Marshall en Bevin iets eten in een van de openluchtrestaurants naast de rivier en van de vijf meisjes die er bedienden waren er drie die geboren waren met een voorwaarts staartje tussen de benen ;-) Ik heb niet gevraagd of het er nog steeds hing...
De volgende dag stond ik vroeg op (ik werd vroeg wakker) en ging ik naar het Thais consulaat om een Thais visum aan te vragen. Normaal gezien heb je voor Thailand geen visum nodig en als je vliegt krijg je 30 dagen, maar als je over land binnen komt, krijg je, sinds heel recent maar vijftien dagen meer. Dat vond ik toch wat te weinig om op mijn gemak daar te zijn. Het was twee of drie km naar het consulaat en die schurken van tuktuk chauffeurs durfden hiervoor 40000 kip te vragen dus ik besloot wijselijk te wandelen. Rond 7 uur 's morgens stond ik daar: ik heb geleerd dat je bij consulaten en ambassades beter twee uur voor openingstijd gaat zodat je dezelfde dag zeker nog aan de beurt komt. Op dat moment kon je het volk nog op de twee handen tellen. Maar blijkbaar hadden ze nog een kopie van mijn paspoort en visum nodig, dus moest ik die eerst nog zien te kunnen kopieren. In plaats van twee of drie euro en mijn paspoort aan een ventje op een motorfiets te geven, besloot ik dat zelf in orde te brengen en ik was niet de enige. Ik raakte aan de praat met Ly, een Laotiaan die dertig jaar in Frankrijk gewoond heeft en nu sinds een vijftal jaar in Thailand woonde. Hij moest ook nog die kopies maken en we wachtten samen voor een winkel totdat die openging. Uiteindelijk hadden we geluk want om 7u20 ging de winkel al open en konden we onze kopies maken. Ly betaalde voor mij. We schoven weer aan en op dat moment waren er al 35 voor ons. Aan de ambassade was er een man die probeerde applicatieformulieren aan de wachtenden te verkopen en plastic omhulsels voor rond het paspoort en hij sprak iedereen aan met een ernst alsof hij van de ambassade zelf was. Hij vroeg oa of je het formulier al had ingevuld. Blijkbaar zijn er genoeg stommeriken dat hij er zijn brood mee kon verdienen. Onderaan op die applicatieformulieren stond er zelfs nog eens gedrukt dat je ze niet mocht verkopen... Ly had nog een formulier over en ik mocht het gebruiken zodat ik niet meer moest wachten totdat ik binnen was om een formulier te bemachtigen en in te vullen en ik het op mijn gemak kon doen. Uiteindelijk werden we rond 9u30 binnen gelaten en kregen we elk een nummer en moesten we naar voren komen met de documenten wanneer het nummer (enkel in het Engels en niet in het Laotiaans!) afgeroepen werd. Het ging vrij vlot. Nadien moesten we in een ander zaaltje even wachten om te betalen en de volgende namiddag konden we dan het visum komen ophalen. Ly vroeg me wat ik van Laos en de Laotianen vond en ik wou niet al te negatief doen, maar toen zei hij zelf wat er in mijn gedachten zat en kon ik me er volledig in vinden en deed het deugd dat ik niet alleen met mijn ideeen stond. Hij zei zelf dat veel Laotianen niet weten wat een vriendelijke service is. Zo ga je in sommige plaatsen eten en komen ze nog niet naar je om te vragen wat je wilt eten en het onthaal is dikwijls maar koeltjes. Hij zei dat de Laotianen wat wantrouwig zijn t.o.v. de onbekende medemens. Hij zei dat er in Thailand veel meer toeristen nog waren, maar dat ze daar weten wat service is en er klaar voor zijn. In Laos zijn er veel toeristen, maar ze zijn er totaal niet klaar voor. Qua faciliteiten is er volgens mij voldoende, maar de mentaliteit van de Laotianen is er inderdaad niet klaar voor. Ze willen alleen het geld, maar niet de toeristen zelf, zo voelde ik en nog andere reizigers het aan. Ly vertelde dat de Laotianen geen goede zakenlui zijn en dat dat er ook mee te maken heeft. Laos is ook vrij lang afgesloten geweest en exporteert ook bijna niets, dus zoveel hebben ze idd niet kunnen oefenen.
Ly was van de Mong etniciteit, een van de basis bevolkingsgroepen in Laos. De drie grote groepen mensen in Laos zijn Lao, Mong en Khmu. De laatste hebben een donkerdere huid en er wordt door de andere twee groepen dan ook wat op neergekeken (Tis overal hetzelfde...). De Mong bevolken de hooglanden en hebben tijdens de oorlog meegevochten met de Amerikanen. Na de oorlog zijn er daardoor veel Mong gevlucht naar Amerika en Frankrijk. (Tot een aantal jaren geleden was er zelfs een klein aantal Mong rebellen die de strijd niet opgegeven had, maar die leefden in erg armtierige omstandigheden ergens ver weg in de jungle en werden bejaagd door het leger.) De Mong kunnen twee of drie vrouwen hebben als ze willen en zo moeilijk was dat ook niet door al de mannen die in de oorlog gestorven waren. De knapste Mong meisjes trouwen allemaal met Mong die nu in Amerika of in Frankrijk wonen en dus poen hebben, veelal jonge meisjes met veel oudere mannen. In elk geval, Ly heeft dus na de oorlog dertig jaar in Frankrijk gewoond en sprak beter Frans dan Engels. Zijn (enige) vrouw was een vijftal jaar geleden opeens overleden en zijn kinderen waren volwassen en dan is hij hertrouwd met een Thaise (Mong) vrouw en nu leeft hij in Thailand, in Changmai, een toeristische bergachtige provincie in het Noord-Westen tegen de grens met Birma. Voor zover ik weet is hij landbouwer en elke drie maand maakt hij de trip naar Laos om een nieuw Thais visum aan te vragen. Hij bracht me nog naar een Vietnamese eetgelegenheid naast de markt en we aten als lunch (eigenlijk ontbijt) spring rolls en noedelsoep en hij kocht nog een stokbrood gevuld met groenten en patee (iets typisch Vietnamees geloof ik) en gaf mij de helft. Hij wilde me per se trakteren. Twas een heel vriendelijke man en hij gaf me zijn telefoonnummer en als ik in Thailand was, mocht ik hem bellen en als hij tijd had, kon hij me daar dingen laten zien.
Daarna ging ik terug naar waar ik verbleef, maar ik ging met mijn bagage naar een ander pension om de hoek, waar ik een betere kamer voor hetzelfde geld had. Ik had voordien wel nog eens rondgevraagd, maar de goedkopere kamers hadden ze niet meer. Daarna ging ik op zoek naar de National Shooting Range, de schietstand dus. Ik heb dan eens een paar pistolen uitgeprobeerd, wat ik voordien nog nooit had gedaan. Ik heb met een Russische Moloko of zoiets geschoten, met een Colt en met een Smith And Wesson. Veel kogels heb ik wel niet afgevuurd, want het was redelijk duur en twas meer om eens te weten hoe het aanvoelt. Daarna ben ik gaan zwemmen in het Nationaal zwembad. Nadat ik een paar rondjes had gezwommen en er even uit ging, kon ik mijn ogen haast niet meer openhouden. Ik heb ze dan proberen uit te spoelen met water uit een douche en met drinkwater, maar het had bijna geen effect. Ik heb een paar uur rondgelopen met wenende spleetogen. Ik weet nog altijd niet wat ze juist in dat zwembad deden. Trookt niet naar chloor en ik had geen zoute smaak in mijn mond, maar twas in elk geval een paardenmiddel. Marshall vertelde me later die avond dat hij er ook veel last van gehad heeft.
De volgende dag huurde ik dan een fiets en ging ik in de namiddag mijn Thais visum ophalen. Ik was wat later en kwam Ly nog eens tegen op straat toen hij al op weg was naar het busstation met zijn visum op zak en sloeg opnieuw een babbeltje. Ik moest opnieuw wachten, maar ditmaal omdat ik laat was en er veel voor waren. Daarna fietste ik naar een van de bezienswaardigheden in Vientiane, de tempel Wat Phu Luang, met een stupa bedekt met heel veel goudverf (wat ze in Laos trouwens in overvloed gebruiken in de tempelcomplexen). Toch zag het er naar uit dat ze het binnenkort nog eens zouden mogen herschilderen... Dan fietste ik nog eens naar de Cambodiaanse ambassade om te zien of er informatie uithing over een visum, maar er hing niets uit. Ik besloot dan maar om het visum aan de grens te krijgen, voor 20 dollar (+ 1 dollar voor de zakken van de douane bleek later) in plaats van de 35 dollar die de reisbureaus ervoor vroegen. 's Avonds heb ik dan nog eens een praatje gemaakt met een aantal mensen in het centrum van de stad, op een plein waar een soort Laotiaanse Arc de Triomphe met vier poorten stond (Patuxai genaamd), alvorens de fiets terug te brengen.
De volgende dag heb ik dan niet te veel meer gedaan. Ik heb een ticket gekocht via mijn pension voor een nachtbus naar het zuiden, naar Pakse, en het bleek een volkomen toeristenbus te zijn, nooit eerder totnutoe meegemaakt op mijn reis! Er waren langs weerszijden van het gangpad bedden voor twee personen in twee verdiepingen en achterin de bus, waar ik lag, lagen we met vier naast elkaar. De volgende morgen kwamen we dan aan in Pakse...
Abonneren op:
Posts (Atom)